In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 januari 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de vennootschapsbelasting van belanghebbende, een beleggingsvennootschap. De zaak betreft de uitleg van de uitdrukking 'geleid en bestuurd' zoals opgenomen in artikel 3, lid 4, van het Verdrag tussen Nederland en Singapore. Belanghebbende had tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag beroep in cassatie ingesteld, nadat het Hof had geoordeeld dat belanghebbende in het jaar 2004 inwoner was van Nederland voor de toepassing van het belastingverdrag. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof dat belanghebbende feitelijk vanuit Nederland werd geleid en bestuurd, en dat de plaats waar de kernbeslissingen werden genomen bepalend is voor het inwonerschap onder het Verdrag. De Hoge Raad oordeelde dat de eerdere oordelen van de Rechtbank en het Hof niet onjuist waren en dat het middel in cassatie faalde. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.