ECLI:NL:HR:2009:BH0070
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- W.A.M. van Schendel
- C.A. Streefkerk
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Faillissementsrecht en de ontvankelijkheid van de curator in cassatie na faillietverklaring
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van de curator in cassatie na de faillietverklaring van [A] B.V. De curator, mr. Paulus Guillelmus Johannes Wertenbroek, heeft hoger beroep ingesteld tegen eerdere vonnissen van de rechtbank te 's-Hertogenbosch, waarbij [A] B.V. is veroordeeld tot betaling aan [betrokkene 1]. Na de faillietverklaring op 18 april 2001 heeft de curator het hoger beroep voortgezet. De Hoge Raad behandelt de vraag of de curator ontvankelijk is in zijn cassatieberoep, ondanks de faillietverklaring en de schorsing van de rechtsgang op grond van de Faillissementswet.
De Hoge Raad oordeelt dat de schorsingsregeling van artikel 29 F. van de Faillissementswet niet van toepassing is, omdat de curator het hoger beroep heeft ingesteld na de faillietverklaring en het eindvonnis al was gewezen. De curator heeft zijn cassatieberoep tijdig ingesteld en er zijn geen gronden voor niet-ontvankelijkheid. De Procureur-Generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid, maar de Hoge Raad stelt vast dat de curator zijn beroep kan voortzetten.
De zaak is behandeld in het openbaar, waarbij de advocaten van beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar de rol voor dagbepaling van een nadere conclusie van de Procureur-Generaal, waarbij de verdere beslissing is aangehouden. Dit arrest biedt belangrijke inzichten in de toepassing van de Faillissementswet en de rechten van de curator in cassatie.