Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
- BMW 3 serie, met een VIN eindigend op [XXXX] (zaaknummer 18/526),
- Volkswagen Golf 1.4 TSI , met een VIN eindigend op [XXXX] (zaaknummer 18/527),
- Mercedes Benz E-klasse, met een VIN eindigend op [XXXX] (zaaknummer 18/528),
1.Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar, met uitzondering van de beslissing over de kostenvergoeding;
- stelt de teruggaaf van Bpm vast door het eerder verleende bedrag aan teruggaaf van € 160 te verhogen met € 16;
- stelt de 30ha-rentevergoeding ter zake van die teruggaven vast op bedragen berekend over de perioden 1 april 2012 tot en met 29 december 2017 respectievelijk 2 oktober 2019;
- verklaart zich onbevoegd om in deze procedure uitspraak te doen over de verzochte rentevergoeding ter zake van terugbetaling van Bpm voor zover de vaststelling daarvan tot de bevoegdheid van de ontvanger hoort;
- stelt de dwangsom vast op € 1.260;
- beslist dat, indien het bedrag van de door de inspecteur toegekende kostenvergoeding in bezwaar, niet tijdig is vergoed, de wettelijke rente daarover is gaan lopen vier weken na de datum van de uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van immateriële schade van € 1.478;
- veroordeelt de Minister voor Rechtsbescherming tot vergoeding van immateriële schade van € 522;
- wijst het verzoek om een materiëleschadevergoeding af;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende in beroep van € 1.024;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 170 aan hem vergoedt;
- beslist dat, voor zover de immateriëleschadevergoeding, de in beroep toegekende proceskostenvergoeding en/of de vergoeding van griffierecht niet tijdig wordt betaald, de wettelijke rente daarover in zoverre is gaan lopen vier weken na de datum waarop deze uitspraak is gedaan.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar, met uitzondering van de beslissing over de kostenvergoeding;
- stelt de teruggaaf van Bpm vast door het eerder verleende bedrag aan teruggaaf van € 5 te verhogen met € 1;
- stelt de 30ha-rentevergoeding ter zake van die teruggaven vast op bedragen berekend over de perioden 1 april 2012 tot en met 29 december 2017 respectievelijk 2 oktober 2019;
- verklaart zich onbevoegd om in deze procedure uitspraak te doen over de verzochte rentevergoeding ter zake van terugbetaling van Bpm voor zover de vaststelling daarvan tot de bevoegdheid van de ontvanger hoort;
- stelt de dwangsom vast op € 1.260;
- beslist dat, indien het bedrag van de door de inspecteur toegekende kostenvergoeding in bezwaar, niet tijdig is vergoed, de wettelijke rente daarover is gaan lopen vier weken na de datum van de uitspraak op bezwaar;
- wijst het verzoek om een materiëleschadevergoeding af;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 170 aan hem vergoedt;
- beslist dat, voor zover de vergoeding van griffierecht niet tijdig wordt betaald, de wettelijke rente daarover in zoverre is gaan lopen vier weken na de datum waarop deze uitspraak is gedaan.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar, met uitzondering van de beslissing over de kostenvergoeding;
- stelt de teruggaaf van Bpm vast door het eerder verleende bedrag aan teruggaaf van € 811 te verhogen met € 77;
- stelt de 30ha-rentevergoeding ter zake van die teruggaven vast op bedragen berekend over de perioden 1 april 2012 tot en met 29 december 2017 respectievelijk 2 oktober 2019;
- verklaart zich onbevoegd om in deze procedure uitspraak te doen over de verzochte rentevergoeding ter zake van terugbetaling van Bpm voor zover de vaststelling daarvan tot de bevoegdheid van de ontvanger hoort;
- stelt de dwangsom vast op € 1.260;
- beslist dat, indien het bedrag van de door de inspecteur toegekende kostenvergoeding in bezwaar, niet tijdig is vergoed, de wettelijke rente daarover is gaan lopen vier weken na de datum van de uitspraak op bezwaar;
- wijst het verzoek om een materiëleschadevergoeding af;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 170 aan hem vergoedt;
- beslist dat, voor zover de vergoeding van griffierecht niet tijdig wordt betaald, de wettelijke rente daarover in zoverre is gaan lopen vier weken na de datum waarop deze uitspraak is gedaan.
2.Gronden
Verweerder brengt geen koerslijst in het geding!’ een betoog gehouden. Ook na herhaaldelijke lezing van dat betoog is het de rechtbank niet duidelijk wat de verhouding is tussen het betoog en het ‘kopje’ (het woord koerslijst komt in het betoog niet voor), en, belangrijker nog, wat de strekking van het betoog is en de betekenis ervan voor deze zaken is. Het betoog geeft de rechtbank dus geen aanleiding om de Bpm te verminderen.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;