Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
- Nissan X-Trail, met VIN eindigend op [VIN 1] (zaaknummer 18/297, hierna: de Nissan),
- Citroën C-Crosser, met VIN eindigend op [VIN 2] (zaaknummer 18/8057, hierna: de Citroën);
- Honda Jazz, met VIN eindigend op [VIN 3] (zaaknummer 18/8058, hierna: de Honda).
1.Beslissing
- verklaart het beroep in de zaak 18/8058 betreffende de Honda ongegrond;
- verklaart de beroepen in de twee andere zaken gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar in die zaken;
- verleent teruggaaf van € 1.998 in de zaak 18/297 betreffende de Nissan;
- verleent teruggaaf van € 1.737 in de zaak 18/8057 betreffende de Citroën;
- stelt de te vergoeden artikel 30ha-belastingrente ter zake van die teruggaaf vast op een bedrag berekend over de periode 1 april 2016 tot en met 2 oktober 2019;
- veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van immateriële schade van € 2.500;
- veroordeelt de Minister voor Rechtsbescherming tot vergoeding van immateriële schade van € 500;
- wijst een schadevergoeding voor het overige af;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende van € 1.532;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 338 aan haar vergoedt;
- beslist dat, voor zover de immateriëleschadevergoeding, de proceskostenvergoeding en/of de vergoeding van griffierecht niet tijdig wordt betaald, de wettelijke rente daarover is gaan lopen vier weken na de datum waarop deze uitspraak is gedaan.
2.Gronden
belastingheffingdie (mede) op uitgevoerde producten zag, terwijl het in het arrest van de Hoge Raad en in de onderhavige zaken gaat om
teruggaafvan belasting.
en als bewijs van die inschrijving door de bevoegde autoriteit een kentekenbewijs wordt afgegeven, met uitzondering van een kentekenbewijs dat is afgegeven op basis van een tijdelijke inschrijving van het motorrijtuig als bedoeld in artikel 1 van die richtlijn. De teruggaaf wordt verleend aan degene op wiens naam het motorrijtuig was gesteld direct voorafgaand aan het vervallen van de tenaamstelling in het kentekenregister.
als bewijs van die inschrijving door de bevoegde autoriteit een kentekenbewijs wordt afgegeven, met uitzondering van een kentekenbewijs dat is afgegeven op basis van een tijdelijke inschrijving van het motorrijtuig als bedoeld in artikel 1 van die richtlijn” als een toevoeging van een ‘procedurele eis’ kunnen worden gezien; procedureel in de zin dat sprake is van een eis die aan het verzoek wordt gesteld zonder dat sprake is van een aanvullende voorwaarde voor het recht op teruggaaf. Als sprake zou zijn van een toevoeging van een procedurele eis, zou de onmiddellijke werking meebrengen dat verzoeken die zijn gedaan na 1 januari 2016, aan die procedurele eis moeten voldoen ook al ziet het verzoek op – kort gezegd – een export vóór 1 januari 2016.
met uitzondering van een kentekenbewijs dat is afgegeven op basis van een tijdelijke inschrijving van het motorrijtuig als bedoeld in artikel 1 van die richtlijn”ook een materieelrechtelijke wijziging behelst in de zin dat de situaties waarin recht op teruggaaf bestaat worden beperkt. Uit die totstandkomingsgeschiedenis blijkt namelijk dat met de wetswijziging is beoogd dat een teruggaaf van Bpm voortaan alleen wordt verleend indien het geëxporteerde voertuig duurzaam is ingeschreven in een andere land binnen de EU of EER en niet meer bij een tijdelijke registratie. [10]
In de huidige situatie geeft elke inschrijving van een motorrijtuig (export) in een andere lidstaat respectievelijk land binnen de EU/EER recht op een teruggaaf van BPM. De voorgestelde aanscherping van de teruggaafregeling BPM beperkt deze teruggaaf van BPM tot die situaties waarin sprake is van een duurzame inschrijving in een andere lidstaat of ander land binnen de EU/EER. Dit sluit beter aan bij de Europese regelgeving van inschrijving van het kentekenbewijs (…). Het gevolg van de aanscherping is dat een kentekenbewijs op basis van een tijdelijke inschrijving in andere EU-lidstaat of ander EER-land niet wordt geaccepteerd als grond voor de teruggave van BPM bij export van motorrijtuigen.” [11]
.Dit verzoek wordt afgewezen. De vergoeding van proceskosten wordt exclusief geregeld door artikel 8:75 van de Awb en voor een aanvullende vergoeding op grond van (een overeenkomstige toepassing van) het hier nog geldende artikel 8:73 (oud) van de Awb is geen plaats. [19] Wat betreft de rente begrijpt de rechtbank dat belanghebbende stelt dat door een te lange duur van de procedure het langer heeft geduurd voordat hij teruggaaf van belasting krijgt en daarmee een rentenadeel leidt. Voor een dergelijke rentevergoeding als schadevergoeding is echter geen plaats, reeds omdat de rentevergoeding exclusief is geregeld in de AWR en de Invorderingswet.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;