Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
- de uitspraak van de inspecteur van 11 oktober 2017 op het bezwaar van belanghebbende tegen de door haar ter zake van de registratie van een personenauto op aangifte voldane belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: Bpm) met aangiftenummer [aangiftenummer] ;
- de beschikking belastingrente op grond van artikel 30ha AWR van nihil.
1.Beslissing
- verklaart het beroep gegrond voor zover het de beschikking belastingrente betreft;
- verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
- stelt de beschikking belastingrente vast op € 9;
- verklaart zich onbevoegd om in deze procedure uitspraak te doen over de verzochte rentevergoeding ter zake van terugbetaling van Bpm voor zover de vaststelling daarvan tot de bevoegdheid van de ontvanger hoort;
- beslist dat, indien het bedrag van de door de inspecteur toegekende kostenvergoeding van € 492, niet tijdig is vergoed, de wettelijke rente daarover is gaan lopen vier weken na de datum van de uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van immateriële schade van € 1.147;
- veroordeelt de Minister voor Rechtsbescherming tot vergoeding van immateriële schade van € 353;
- wijst een schadevergoeding voor het overige af;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende in beroep van € 1.024;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 333 aan haar vergoedt;
- beslist dat, indien de immateriëleschadevergoeding, de proceskostenvergoeding voor de beroepsfase en/of de vergoeding van griffierecht niet tijdig wordt betaald, de wettelijke rente daarover is gaan lopen vier weken na de datum waarop deze uitspraak is gedaan.
2.Gronden
.Dit verzoek wordt afgewezen. De vergoeding van proceskosten wordt exclusief geregeld door artikel 8:75 van de Awb en voor een aanvullende vergoeding op grond van (een overeenkomstige toepassing van) het hier nog geldende artikel 8:73 (oud) van de Awb is geen plaats. [9] Het Unierecht maakt dat niet anders, in aanmerking genomen dat op dit punt geen onderscheid wordt gemaakt tussen zuivere nationale geschillen en geschillen die (deels) onder het toepassingsbereik van het Unierecht vallen.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;