Belanghebbende heeft gesteld dat sprake is van de btw-belaste verhuur binnen het kader van het hotel-, pension-, kamp- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen, die daar slechts voor een korte periode verblijf houden (artikel 11, eerste lid, aanhef en onderdeel b ten tweede, van de Wet). De rechtbank verwerpt deze stelling. Ingevolge artikel 11, lid 1, aanhef en onderdeel b, ten tweede, van de Wet geldt als uitzondering op de hoofdregel dat de verhuur van onroerende zaken is vrijgesteld, het geval van verhuur van onroerende zaken binnen het kader van het hotel-, pension- kamp- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen, die daar slechts voor korte periode verblijf houden. Deze bepaling is gebaseerd op artikel 135, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de Btw-richtlijn (voorheen: artikel 13, B, aanhef en onderdeel b ten eerste, van de Zesde richtlijn), waarin is opgenomen dat de lidstaten vrijstelling verlenen voor de verhuur en verpachting van onroerende goederen, met uitzondering van: het verstrekken van accommodatie, als omschreven in de wetgeving der lidstaten, in het hotelbedrijf of in sectoren met een soortgelijke functie, met inbegrip van de verhuuraccommodatie in vakantiekampen of op kampeerterreinen.
In zijn arrest van 12 februari 1998, nr. C-346/95 (Elisabeth Blasi), heeft het Hof van Justitie met betrekking tot deze bepaling het volgende overwogen:
“ 23 Opgemerkt moet worden, dat de duur van de accommodatieverstrekking een passend criterium vormt om het verstrekken van accommodatie in het hotelbedrijf (als belastbare handeling) te onderscheiden van de verhuur van woonruimtes (als vrijgestelde handeling), voor zover accommodatieverstrekking in het hotelbedrijf zich juist van de verhuur van woonruimte onderscheidt door onder meer de duur van het verblijf. In het algemeen is het verblijf in een hotel eerder kort en het verblijf in een huurappartement tamelijk lang.(…)
27 (…) artikel 13 B, sub b, punt 1, van de Zesde richtlijn aldus kan worden uitgelegd, dat het verstrekken van accommodatie van korte duur aan vreemden belastbaar is als handeling bestaande in het verstrekken van accommodatie in sectoren met een soortgelijke functie als het hotelbedrijf. Dienaangaande staat artikel 13 B, sub b, punt 1, er niet aan in de weg, dat belasting wordt geheven over overeenkomsten die worden gesloten voor een duur van minder dan zes maanden, wanneer deze duur moet worden geacht de bedoeling van partijen weer te geven. Het staat evenwel aan de nationale rechter om na te gaan, of in de bij hem aanhangige zaak bepaalde elementen (zoals de automatische verlenging van de huurovereenkomst) er niet op wijzen, dat de in de huurovereenkomst vastgestelde duur niet overeenkomt met de werkelijke bedoeling van de partijen. In dat geval moet niet de in de huurovereenkomst vastgestelde duur, maar veeleer de werkelijke totale duur van de huisvesting in aanmerking worden genomen. (…)”.