Uitspraak
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank te Arnhemvan 13 oktober 2011, nr. 10/2768, betreffende een op aangifte voldaan bedrag aan omzetbelasting.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 oktober 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de vraag of belanghebbende, een B.V. die een energie-installatie exploiteert, kan worden aangemerkt als onderdeel van een fiscale eenheid voor de omzetbelasting. De zaak is ontstaan na een geschil over een op aangifte voldaan bedrag aan omzetbelasting voor de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 januari 2010. De Inspecteur had het verzoek om teruggaaf van de omzetbelasting afgewezen, waarna de Rechtbank te Arnhem het beroep van belanghebbende ongegrond verklaarde.
Belanghebbende, die deel uitmaakt van een groep vennootschappen waarvan de Holding de aandelen houdt, heeft in cassatie betoogd dat zij voldoet aan de voorwaarden voor het aanmerken als fiscale eenheid. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de Rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen sprake was van economische verwevenheid tussen belanghebbende en de andere vennootschappen. De Hoge Raad oordeelde dat de activiteiten van de vennootschappen in hoofdzaak strekken tot verwezenlijking van eenzelfde economisch doel, en dat de onderlinge prestaties van belanghebbende aan de andere vennootschappen van belang zijn voor de beoordeling van de fiscale eenheid.
De Hoge Raad heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd en het beroep in cassatie gegrond verklaard. Tevens heeft de Hoge Raad de Inspecteur veroordeeld in de kosten van het geding en een teruggaaf van € 127 verleend aan belanghebbende. Dit arrest benadrukt het belang van de economische verwevenheid bij de beoordeling van fiscale eenheden in het belastingrecht.