Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen op 19 april 2024;
- de berichten van verzoekster van 21 juni 2024 en 24 juli 2024.
- verzoekster, bijgestaan door haar advocaat;
- de adoptiefzoon;
- de biologische moeder.
2.De vaststaande feiten
3.De beoordeling
alleenbuiten toepassing blijven, als sprake zou zijn van strijd met een ieder verbindende bepaling van een verdrag. Uit de premisse dat er geen recht op adoptie voortvloeit uit artikel 8 EVRM [8] volgt dat de criteria voor adoptie dus
ookniet worden bestreken door artikel 8 EVRM. Er is dus geen hogere regeling als bedoeld in artikel 94 van de Grondwet op basis waarvan de rechter de regel uit het Burgerlijk Wetboek opzij kan zetten. Artikel 8 EVRM dwingt niet tot adoptie in strijd met nationaal recht (arrest van de Hoge Raad van 30 juni 2000, aangehaald rechtsoverweging 3.4.1). Het dwingt al helemaal niet tot het
door de rechterinvoeren van niet-bestaande instrumenten.