ECLI:NL:HR:2000:AA6339

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 juni 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R99/181HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • H.L.J. Roelvink
  • W.H. Heemskerk
  • R. Herrmann
  • C.H.M. Jansen
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot adoptie door stiefvader afgewezen wegens onvoldoende leeftijdsverschil

In deze zaak heeft de stiefvader op 25 september 1998 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank te Leeuwarden om de adoptie van zijn stiefkinderen, geboren in 1984 en 1996, uit te spreken. De Rechtbank verklaarde de stiefvader op 3 februari 1999 niet-ontvankelijk in zijn verzoek. Hierop heeft de stiefvader hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Leeuwarden, dat op 25 augustus 1999 de beschikking van de Rechtbank vernietigde, maar het verzoek tot adoptie alsnog afwees. De stiefvader ging in cassatie tegen deze beslissing van het Hof.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Hof terecht het verzoek tot adoptie heeft afgewezen. De Hoge Raad oordeelde dat het leeftijdsverschil tussen de stiefvader en de minderjarigen minder dan 18 jaar bedraagt, wat in strijd is met de wettelijke vereisten voor adoptie volgens artikel 1:228 lid 1, aanhef en onder c, van het Burgerlijk Wetboek. De stiefvader voerde aan dat de afwijzing van het verzoek in strijd was met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), maar de Hoge Raad verwierp dit argument. De Hoge Raad stelde vast dat de wetgever een duidelijke keuze heeft gemaakt om te voorkomen dat er een te klein of te groot leeftijdsverschil tussen de adoptant en het kind bestaat, en dat de rechter niet de vrijheid heeft om hiervan af te wijken op basis van de omstandigheden van het geval.

De Hoge Raad heeft het beroep van de stiefvader verworpen, waarmee de beslissing van het Hof in stand bleef. Deze uitspraak benadrukt het belang van de wettelijke vereisten voor adoptie en de bescherming van de belangen van kinderen in adoptieprocedures.

Uitspraak

30 juni 2000
Eerste Kamer
Rek.nr. R99/181HR
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De stiefvader],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaten: mrs. P.S. Kamminga en
E.S. Florijn,
t e g e n
1. [de moeder], wonende te [woonplaats],
2. [de vader], wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 25 september 1998 ter griffie van de Rechtbank te Leeuwarden ingediend verzoekschrift heeft verzoeker tot cassatie - verder te noemen: de stief- vader - zich gewend tot die Rechtbank en verzocht de adoptie uit te spreken van de minderjarigen [de zoon], geboren op [geboortedatum] 1984, en [de dochter], geboren op [geboortedatum] 1996, beiden in de gemeente Smallingerland, uit het huwelijk van verweerster in cassatie sub 1, hierna: de moeder, en verweerder in cassatie sub 2, hierna: de vader.
De vader is in de gelegenheid gesteld te worden gehoord.
De Rechtbank heeft bij beschikking van 3 februari 1999 de stiefvader niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek.
Tegen deze beschikking heeft de stiefvader hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Leeuwarden.
Bij beschikking van 25 augustus 1999 heeft het Hof de beschikking waarvan beroep vernietigd en opnieuw beslissende het verzoek tot adoptie afgewezen.
De beschikking van het Hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het Hof heeft de stief-vader beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal in buitengewone dienst Moltmaker strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
3.1 De stiefvader verzoekt in deze procedure de adoptie uit te spreken van [de kinderen]. De Rechtbank heeft hem in dat verzoek niet-ontvankelijk verklaard. Het Hof heeft in hoger beroep het verzoek afgewezen op de grond dat niet is voldaan aan de voorwaarde voor adoptie vermeld in art. 1:228 lid 1, aanhef en onder c, BW, omdat het leeftijdsverschil tussen de stiefvader en de beide minderjarigen minder dan 18 jaar bedraagt.
3.2 Onderdeel 1 van het middel keert zich tegen de overweging van het Hof dat de afwijzing van het verzoek niet in strijd is met art. 8 EVRM. Volgens het onderdeel moet ieder verzoek tot adoptie getoetst worden aan die bepaling en/of aan art. 12 EVRM.
Het onderdeel faalt. Aan die bepalingen kan wel het recht op bescherming van het tussen ouders en een door hen geadopteerd kind bestaande gezinsleven worden ontleend, doch niet het recht om een kind te adopteren zonder dat wordt voldaan aan de door de wet voor adoptie gestelde eisen. Dat adoptie niet mogelijk is omdat niet is voldaan aan de in 3.1 vermelde wettelijke voorwaarde, kan voorts niet worden aangemerkt als een inmenging als bedoeld in art. 8.
3.3 Onderdeel 2 betoogt dat de omstandigheden van het geval aanleiding dienen te zijn af te wijken van de regel dat er een minimaal leeftijdsverschil dient te zijn. Ook dit onderdeel kan niet tot cassatie leiden. Uit hetgeen is vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal Moltmaker onder 2.2.1 - 2.2.4 blijkt dat de wetgever in het belang van het kind te dezer zake een duidelijke keuze heeft gemaakt om te voorkomen dat er een te klein (of te groot) verschil in leeftijd tussen de verzoeker tot adoptie en het kind bestaat. Aan de rechter komt niet de vrijheid toe daarvan af te wijken op grond van de omstandigheden van het geval. De beslissing van het Hof is dus juist.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president H.L.J. Roelvink als voorzitter en de raads-heren W.H. Heemskerk, R. Herrmann, C.H.M. Jansen en A. Hammerstein, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.H. Heemskerk op 30 juni 2000.