In deze zaak verzoekt de vrouw om herroeping van haar adoptie. De rechtbank Rotterdam behandelt het verzoek en constateert dat de termijn voor herroeping, zoals genoemd in artikel 1:231 BW, al lang is overschreden. Dit zou normaal gesproken leiden tot niet-ontvankelijkheid van de verzoekster. Echter, de rechtbank oordeelt dat de toepassing van deze termijn in dit geval niet verenigbaar is met artikel 8 lid 2 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), dat het recht op respect voor privé- en gezinsleven waarborgt. De verzoekster, die emotionele trauma's heeft ervaren door haar adoptie, stelt dat zij geen belang heeft bij het in stand houden van de juridische band met haar adoptiefouders. De rechtbank oordeelt dat de verzoekster ontvankelijk is in haar verzoek tot herroeping van de adoptie, ondanks de overschrijding van de termijn.
De rechtbank overweegt dat de familierechtelijke band met de adoptieouders voor de verzoekster belastend is en dat zij hoopt door de herroeping van de adoptie een eigen identiteit te ontwikkelen. De adoptieouders hebben ingestemd met het verzoek tot herroeping, wat de rechtbank in haar overwegingen meeneemt. De rechtbank concludeert dat de herroeping van de adoptie redelijk en in het belang van de verzoekster is, en dat de familierechtelijke betrekking met de adoptiefouders zal ophouden te bestaan. De rechtbank gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand om een latere vermelding van de herroeping van de adoptie toe te voegen aan de relevante akten. De beschikking wordt openbaar uitgesproken op 30 maart 2023.