ECLI:NL:RBROT:2023:7784

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
31 augustus 2023
Zaaknummer
C/10/652492 / FA RK 23-993
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Adoptie van meerderjarige onder bijzondere omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 juli 2023 een beschikking gegeven over de adoptie van een meerderjarige, [belanghebbende], door [verzoeker]. De rechtbank heeft vastgesteld dat, hoewel artikel 1:228 BW de adoptie van meerderjarigen uitsluit, er zeer bijzondere omstandigheden zijn die een terzijdestelling van dit artikel rechtvaardigen. De verzoeker en belanghebbende hebben een hechte band opgebouwd, waarbij [verzoeker] vanaf het eerste levensjaar van [belanghebbende] de zorg en opvoeding op zich heeft genomen samen met de pleegmoeder van [belanghebbende]. De biologische ouders van [belanghebbende] zijn niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling en hebben het verzoek niet tegengesproken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de adoptie in het belang van [belanghebbende] is en dat de weigering om de adoptie toe te staan een ongeoorloofde inmenging zou zijn in het door artikel 8 EVRM beschermde familieleven. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de slechte gezondheidstoestand van de pleegmoeder en de lange zorgperiode die [verzoeker] en [belanghebbende] hebben doorgemaakt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de juridische status van [belanghebbende] in overeenstemming moet worden gebracht met de sociale en emotionele realiteit, en heeft het verzoek tot adoptie toegewezen. Tevens is vastgesteld dat de geslachtsnaam van [belanghebbende] na de adoptie zal blijven luiden als “[geslachtsnaam]”.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/652492 / FA RK 23-993
Beschikking van 14 juli 2023 betreffende adoptie meerderjarige
in de zaak van:
[verzoeker], verzoeker,
hierna ook: [verzoeker],
wonende te [woonplaats 1],
advocaat mr. E.P.J. Appelman te Alkmaar.
en
[belanghebbende], belanghebbende,
hierna ook: [belanghebbende],
wonende te [woonplaats 2],
advocaat mr. E.P.J. Appelman te Alkmaar.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen op 08 februari 2023;
  • het bericht met bijlagen van [verzoeker] van 13 februari 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 28 juni 2023. Daarbij zijn verschenen [verzoeker] en [belanghebbende], bijgestaan door hun advocaat.
1.2.1.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling zijn tevens opgeroepen de biologische ouders van [belanghebbende], zijnde [naam 1] en [naam 2]. De biologische ouders zijn niet verschenen.

2..De vaststaande feiten

2.1.
[belanghebbende] is op [geboortedatum 1] uit de affectieve relatie van:
[naam 1] (hierna: de biologische moeder) en
[naam 2] (hierna: de biologische vader).
2.2.
[belanghebbende] is vanaf haar eerste levensjaar opgegroeid in het pleeggezin van haar tante, de zus van de biologische moeder, genaamd: [naam 3], hierna ook: de pleegmoeder. [verzoeker] maakt van dit gezin deel uit.
2.3.
[verzoeker] heeft vanaf 1988 een affectieve relatie gehad met de pleegmoeder. Die relatie hebben zij in 1997 duurzaam bevestigd met het aangaan van een islamitisch huwelijk.
2.4.
Bij beschikking van de kantonrechter te Rotterdam van 31 mei 1995 is de pleegmoeder benoemd tot tijdelijke voogdes over [belanghebbende].
2.5.
De pleegmoeder is op [datum] overleden.
2.6.
Bij koninklijk besluit van 9 mei 2016 is de geslachtsnaam van [belanghebbende] gewijzigd in “[geslachtsnaam]”.

3..De beoordeling

3.1.
[verzoeker] verzoekt de adoptie van [belanghebbende] door hem uit te spreken en te verstaan dat de geslachtsnaam van [belanghebbende] zal blijven luiden “[geslachtsnaam]“.
3.2.
[belanghebbende] heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven achter het verzoek te staan en het fijn te vinden als ze door [verzoeker] geadopteerd kan worden en dat hij als juridische ouder erkend wordt. [belanghebbende] is zich ervan bewust dat door de adoptie de familieband met de biologische vader en moeder en tevens die met de pleegmoeder als tante zal worden verbroken, maar ze heeft de nadrukkelijke wens om de familieband met [naam familie] en aanverwanten te verbreken, en die tussen haar en [verzoeker] te bestendigen.
3.3.
[verzoeker] en [belanghebbende] stellen dat de adoptie in het belang van [belanghebbende] is en dat sprake is van bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen dat de adoptie, ondanks de meerderjarigheid van [belanghebbende], wordt uitgesproken. Toepassing van de voorwaarde dat adoptie alleen kan worden uitgesproken als het kind op de dag van indiening van het verzoek tot adoptie minderjarig is, zou volgens hen dit geval zou leiden tot een onaanvaardbare doorkruising van het door artikel 8 EVRM gewaarborgde recht op bescherming van het familieleven.
3.4.
Als reden om het verzoek nu pas in te dienen stellen [verzoeker] en [belanghebbende] dat vanwege de slechte gezondheidstoestand van de pleegmoeder indiening van een adoptieverzoek niet aan de orde was. Rond het 15e levensjaar van [belanghebbende] (in 2005) heeft de pleegmoeder een hartaanval gekregen en heeft daarna een lang revalidatietraject gekend tot aan haar overlijden in 2021. Daarin waren ook periodes dat het met de pleegmoeder heel slecht ging en dat voor haar leven werd gevreesd. Gedurende die periode dat de gezondheidstoestand van de pleegmoeder zo slecht was, hebben [verzoeker] en [belanghebbende] voor de pleegmoeder gezorgd, en stond hun hoofd niet naar een adoptieverzoek, omdat alle aandacht naar de gezondheidstoestand van de pleegmoeder ging. Verder speelde een rol dat de verstandhouding met de biologische vader en moeder niet goed was en dat pleegmoeder deze niet op scherp wilde stellen. Tenslotte waren [verzoeker] en [belanghebbende] in de veronderstelling dat door de toewijzing van de achternaamswijziging van [belanghebbende] in 2016 sprake was van een familieband. Echter rond het overlijden van pleegmoeder kwamen zij er achter dat van een familieband geen sprake was.
3.5.
De rechtbank stelt vast dat de biologische ouders niet tijdens de mondelinge behandeling zijn verschenen en dat zij het adoptieverzoek niet hebben tegengesproken.
3.6.
De gronden en voorwaarden voor adoptie zijn vastgelegd in artikel 1:227 BW en 1:228 BW. De eerste voorwaarde die de wet stelt, is dat een verzoek tot adoptie alleen kan worden uitgesproken als het kind op de dag van indiening van het verzoek tot adoptie minderjarig is. De adoptie van meerderjarigen is uitgesloten, omdat die niet meer als maatregel van kinderbescherming wordt gezien door de wetgever. De rechtbank stelt vast dat niet aan de voorwaarde van minderjarigheid is voldaan, omdat [belanghebbende] ten tijde van de indiening van het verzoekschrift 33 jaar oud is. Artikel 1:228 BW is van dwingend recht, zodat de adoptie in dit geval in beginsel is uitgesloten.
3.7.
De rechtbank stelt vast dat sprake is van door artikel 8 EVRM beschermd familieleven tussen [verzoeker] en [belanghebbende], omdat [verzoeker] vanaf het eerste levensjaar van [belanghebbende] samen met wijlen de pleegmoeder van [belanghebbende] de zorg en opvoeding van [belanghebbende] op zich hebben genomen en een gezin hebben gevormd. Omdat er sprake is van familieleven moet de rechtbank, gelet op de stelling van verzoekers, de vraag beantwoorden of een weigering om adoptie toe te staan een inbreuk oplevert op de door artikel 8 EVRM gegarandeerde rechten. Het enkele feit dat door de weigering van de adoptie een feitelijk gezinsverband niet wordt omgezet in een juridisch familieverband levert geen inbreuk op art. 8 EVRM op. Wel moet nog beoordeeld worden of door de weigering de adoptie uit te spreken anderszins inbreuk wordt gemaakt op het bestaande familieleven. Om daar aan toe te komen moet sprake zijn van
zeerbijzondere omstandigheden die een terzijdestelling van voormelde dwingendrechtelijke nationale bepaling (zoals artikel 1:228 lid 1 BW) rechtvaardigen. Het moet dan gaan om zeer uitzonderlijke omstandigheden, waarin de weigering van een adoptie wegens de enkele meerderjarigheid van het te adopteren “kind” bij de indiening van het adoptieverzoek een ongeoorloofde inbreuk op het door artikel 8 EVRM beschermde gezins- en familieleven met zich zou brengen. In de rechtspraak is in een aantal zaken tot terzijdestelling van artikel 1:228 lid 1 onder a BW besloten op grond van zeer bijzondere omstandigheden.
De rechtbank heeft gehoord en gezien dat [verzoeker] en [belanghebbende] een hechte band met elkaar hebben opgebouwd. Verder is de rechtbank van oordeel dat sprake is van zeer bijzondere omstandigheden waardoor een uitzondering gemaakt moet worden op de regel dat een meerderjarige niet kan worden geadopteerd.
Als onweersproken kan worden vastgesteld dat vanwege de onveilige opvoedsituatie bij de biologische ouders, de pleegmoeder en [verzoeker] vanaf het eerste levensjaar van [belanghebbende] de zorg en opvoeding voor [belanghebbende] op zich hebben genomen en een gezin met elkaar hebben gevormd. Een contactherstel van [belanghebbende] met haar biologische ouders is, ondanks pogingen van de pleegmoeder, niet gelukt. [belanghebbende] heeft dan ook nauwelijks in gezinsverband met haar biologische ouders samengeleefd. Gelet op het vorenstaande staat voor de rechtbank vast dat [belanghebbende] jarenlang in het gezin van de pleegmoeder en [verzoeker] is opgegroeid, zozeer dat er een ouder-kind relatie is ontstaan. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat door de slechte gezondheidstoestand van de pleegmoeder rond het 15e levensjaar van [belanghebbende] en het lange en moeizame zorgtraject dat daarna volgde, van [verzoeker] en [belanghebbende] niet kon worden verwacht om een adoptieprocedure te starten. Ook de terughoudendheid van pleegmoeder om een adoptieprocedure te beginnen, is gezien de moeizame verstandhouding bij de start van het leven van [belanghebbende] goed voorstelbaar.
3.8.
[belanghebbende] en [verzoeker] hebben naar het oordeel van de rechtbank een zwaarwegend belang bij het tot stand brengen van een familierechtelijke band met elkaar. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er sprake is van dusdanige bijzondere omstandigheden dat weigering van een adoptie van [belanghebbende] door [verzoeker] een ongeoorloofde inmenging oplevert in het tussen hen beiden bestaande familie- en gezinsleven als bedoeld in artikel 8 EVRM, zodat een terzijdestelling van artikel 1:228 lid 1 sub a BW in dit geval gerechtvaardigd is. De rechtbank acht het in het belang van [belanghebbende] dat haar juridische status in overeenstemming wordt gebracht met de sinds jaar en dag bestaande sociale en emotionele realiteit.
3.9.
Omdat [belanghebbende] instemt met het verzoek en aan de overige voorwaarden van artikel 1:227 BW en 1:228 BW is voldaan, zal de rechtbank het verzoek tot adoptie van [belanghebbende] door [verzoeker] toewijzen.
3.10.
Zowel [verzoeker] als [belanghebbende] hebben verklaard dat [belanghebbende] graag de geslachtsnaam “[geslachtsnaam]” wil behouden. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank vaststellen dat na de adoptie de geslachtsnaam van [belanghebbende] “[geslachtsnaam]” zal blijven luiden.

4..De beslissing

De rechtbank:
4.1.
spreekt uit de adoptie van [belanghebbende], geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1], door [verzoeker], geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2];
4.2.
gelast de toevoeging van een latere vermelding van adoptie aan de akte van geboorte;
4.3.
stelt vast dat [verzoeker] en [belanghebbende] hebben verklaard dat de geslachtsnaam van [belanghebbende] “[geslachtsnaam]” zal blijven luiden;
4.4.
gelast de griffier een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Rotterdam op grond van het bepaalde in artikel 1:20e lid 1 BW.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Lablans, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van S. Breeman, griffier, op 14 juli 2023.
Voor zover in deze beschikking een of meer eindbeslissingen zijn opgenomen, staat tegen deze beschikking hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere manier bekend is geworden.