Uitspraak
Beschikking op het op 12 januari 2024 ingekomen verzoekschrift van:
[verzoekster] ,van wie de huidige naam bij de rechtbank bekend is,
[de adoptiefmoeder] ,
Procedure
Verzoek
Feiten
- Op 25 juli 1985 is bij beschikking van de kantonrechter te Delft [de adoptiefmoeder] tot voogdes benoemd over [verzoekster] , geboren te [geboorteplaats 3] , Sri Lanka op [geboortedag] 1981. Daarbij is [naam 1] tot toeziend voogd benoemd.
- Bij beschikking van 22 januari 1986 van deze rechtbank is de adoptie van “ [verzoekster] ”, geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats 2] , [geboorteplaats 3], Sri Lanka, door de [naam 1] , en [de adoptiefmoeder] , uitgesproken.
- Op 6 september 1990 is door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage de geboorteakte, [aktenummer] , van [verzoekster] , dochter van: [naam 2] , oud 35 jaar, wonende te [woonplaats 2] , Sri Lanka, opgemaakt. In deze geboorteakte is vermeld dat bij uitspraak van de districtsrechtbank te [geboorteplaats 3], Sri Lanka van 4 oktober 1984 [verzoekster] de geslachtsnaam “ [geslachtsnaam] ” en de voornamen [voornamen] ” verkreeg. De inschrijving van de geboorteakte is verzocht door [de adoptiefmoeder] , wonende te [woonplaats 3] , onder overlegging, onder meer, van een door de politierechter te [geboorteplaats 3], voormeld, afgegeven uittreksel uit het geboorteregister, aktenummer 7580.
- Bij beschikking van 29 augustus 2017 van deze rechtbank zijn de voornamen van verzoekster gewijzigd.
- Bij Koninklijk Besluit van 8 november 2018, nummer 201800195, is de geslachtsnaam van verzoekster gewijzigd.
- [naam 1] is op [overlijdensdatum] 1991 te [woonplaats 3] overleden.
- Verzoekster heeft de Nederlandse nationaliteit.
Beoordeling
Artikel 1:231 lid 1 BW beperkt de termijn waarbinnen een verzoek tot herroeping van de adoptie kan worden ingediend. Dit is te beschouwen als een bij de wet voorziene inmenging door het openbaar gezag in het recht op privé, familie- en gezinsleven van verzoekster. Dat betekent dat de rechtbank dient te beoordelen of deze inmenging – op basis van artikel 8 EVRM – noodzakelijk is.