Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..[naam eiser] ,
[naam gedaagde 1],
[naam gedaagde 2],
de vrouwdan wel
de ex-vrouwworden genoemd.
1..Waar gaat de zaak over
2..De procedure
- de dagvaarding, met producties 1 tot en met 26,
- de incidentele conclusie met het verzoek van het advocatenkantoor c.s. om de vrouw in vrijwaring te mogen oproepen,
- de antwoordconclusie in het incident,
- het incidentele vonnis van 20 april 2022, waarbij aan het advocatenkantoor c.s. verlof wordt verleend om de vrouw in vrijwaring op te roepen,
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in (voorwaardelijke) reconventie, met producties 1 en 2,
- de conclusie van antwoord in (voorwaardelijke) reconventie, met producties 27 tot en met 30,
- de akte overlegging producties namens het advocatenkantoor c.s., met producties 3 en 4,
- de spreekaantekeningen van [eisers] ,
- de spreekaantekeningen van het advocatenkantoor c.s.,
3..De vaststaande feiten
periodiek verrekenbeding),
afwikkeling huwelijksvoorwaarden
side lettermet betrekking tot deze arbeidsovereenkomst.
4 Afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden
- dat de huwelijksgerelateerde behoefte van de vrouw aan partneralimentatie € 5.820 bruto per maand bedraagt,
- dat zij daarmee op dat moment in haar eigen levensonderhoud kan voorzien (zodat de man geen partneralimentatie hoeft te betalen),
- dat de man aan de vrouw een kinderalimentatie zal betalen van € 600 per kind per maand (de vrouw betaalt niet mee).
6 Kwijting en vrijwaring
4..De vorderingen in conventie en (voorwaardelijke) reconventie en de verweren
5..De beoordeling
in conventie
[naam gedaagde 1] heeft een beroepsfout gemaakt. Daardoor heeft de man ingestemd met betaling aan de vrouw van meer geld dan waartoe hij verplicht was. Zou die fout niet zijn gemaakt, dan zou de man niet hebben ingestemd met een arbeidsovereenkomst met de vrouw, of althans niet hebben ingestemd met een arbeidsovereenkomst tegen zulke gunstige voorwaarden voor de vrouw.” Dat antwoord is geen verwijt aan [naam gedaagde 2] , maar slechts een onderbouwing van het verwijt aan [naam gedaagde 1] en de hoogte van de gestelde schade.
Wet inkomstenbelasting 2001. Onder inkomen in de zin van deze wet wordt verstaan de winst uit bijvoorbeeld een eenmanszaak of vennootschap onder firma. De niet-uitgekeerde winst in een besloten vennootschap valt daar niet onder. Uit deze invulling van het inkomensbegrip in de huwelijksvoorwaarden volgt dat tot uitgangspunt moet worden genomen dat de niet-verrekende winsten uit de holding niet onder het begrip inkomen vallen. Volgens [eisers] was dit ook de bedoeling van de man en de vrouw op het moment van het sluiten van de huwelijksvoorwaarden. Artikel 6 lid 2 bevat wel een uitzondering op het uitgangspunt dat voor het inkomensbegrip zal worden aangesloten bij de Wet inkomstenbelasting 2001, namelijk “tenzij dat in de verhouding tussen partijen
onredelijk en onbillijkis”. Met deze tenzij-bepaling wordt dus een uitzondering gemaakt op de hoofdregel dat niet-verrekende winsten niet onder het inkomen vallen.
Wanneer iemand zich contractueel heeft gebonden, waardoor de contractsverhouding waarbij hij partij is in het rechtsverkeer een schakel is gaan vormen waarmee de belangen van derden, die aan dit verkeer deelnemen, in allerlei vormen kunnen worden verbonden, staat het hem niet onder alle omstandigheden vrij de belangen te verwaarlozen die derden bij de behoorlijke nakoming van het contract kunnen hebben. Indien de belangen van een derde zo nauw zijn betrokken bij de behoorlijke uitvoering van de overeenkomst dat hij schade of ander nadeel kan lijden als een contractant in die uitvoering tekortschiet, kunnen de normen van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, meebrengen dat die contractant deze belangen dient te ontzien door zijn gedrag mede door die belangen te laten bepalen. Bij de beantwoording van de vraag of deze normen dit meebrengen, zal de rechter de terzake dienende omstandigheden van het geval in zijn beoordeling dienen te betrekken, zoals de hoedanigheid van alle betrokken partijen, de aard en strekking van de desbetreffende overeenkomst, de wijze waarop de belangen van de derde daarbij zijn betrokken, de vraag of deze betrokkenheid voor de contractant kenbaar was, de vraag of de derde erop mocht vertrouwen dat zijn belangen zouden worden ontzien, de vraag in hoeverre het voor de contractant bezwaarlijk was met de belangen van de derde rekening te houden, de aard en omvang van het nadeel dat voor de derde dreigt en de vraag of van hem kon worden gevergd dat hij zich daartegen had ingedekt, alsmede de redelijkheid van een eventueel aan de derde aangeboden schadeloosstelling.”
vermogensvorming. Uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat de mogelijkheid tot vermogensvorming kan bijdragen aan het oordeel dat de man en de vrouw tijdens het huwelijk in een zekere mate van welstand leefden. De welstand tijdens huwelijk bepaalt de behoefte aan partneralimentatie. De behoefte aan partneralimentatie kan dus stijgen als er tijdens huwelijk geld kon worden gespaard. Het is dus de vraag of de man, in het geval hij de gereserveerde winst niet had verrekend, aan de vrouw een partneralimentatie had moeten betalen (hetzij krachtens overeenkomst met de vrouw, hetzij krachtens een beslissing van de alimentatierechter) en zo ja, voor welk bedrag. Ook is mogelijk dat de vrouw een hoger loon zou hebben verkregen, welk loon, zoals gezegd, naar het oordeel van de rechtbank een verkapte partneralimentatie is.
6..De beslissing
Administratie haven en handel, afdeling planningsadministratie, kamer E13.31, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam,de namens hem/haar te horen getuigen en de verhinderdagen van de getuigen, alle partijen en hun advocaten in de maanden
april tot en met juli 2023moet opgeven, waarna dag/dagen en uur van het getuigenverhoor zal worden bepaald,