ECLI:NL:GHARL:2022:2446

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 maart 2022
Publicatiedatum
29 maart 2022
Zaaknummer
200.283.798/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Persoonlijke aansprakelijkheid van advocaat bij mondelinge mededeling over overdracht van aandelen in Ierse vennootschap

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de persoonlijke aansprakelijkheid van een advocaat, [geïntimeerde], die op basis van een mondelinge mededeling van een buitenlandse adviseur aannam dat aandelen in een Ierse vennootschap aan Qinc B.V. waren overgedragen. Qinc B.V. had de advocaat aangesproken op een beroepsfout, omdat de aandelen nooit daadwerkelijk waren geleverd. De procedure volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel, die de vordering van Qinc had afgewezen. Het hof heeft vastgesteld dat de advocaat niet aansprakelijk kan worden gesteld, omdat de opdracht aan de maatschap Arslan & Ter Wee advocaten was gegeven en de aansprakelijkheid van de advocaat in de algemene voorwaarden was uitgesloten. Het hof concludeerde dat Qinc had moeten begrijpen dat de overeenkomst al was geëindigd en dat de advocaat niet aansprakelijk was voor de schade die Qinc had geleden. De vordering van Qinc werd afgewezen en de eerdere vonnissen werden bekrachtigd. Qinc werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.283.798/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 208112)
arrest van 29 maart 2022
in de zaak van
Qinc B.V.,
gevestigd te Zandvoort,
appellante,
bij de rechtbank: eiseres,
hierna:
Qinc,
advocaat: mr. A.J. Bakhuijsen, die kantoor houdt te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
bij de rechtbank: gedaagde,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. M. de Haan, die kantoor houdt te 's-Gravenhage.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

Naar aanleiding van het arrest van 11 mei 2021 heeft op 10 maart 2022 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1
In dit geschil verwijt Qinc haar voormalige advocaat [geïntimeerde] dat deze op grond van slechts een mondelinge mededeling van een buitenlandse adviseur heeft aangenomen dat de door Qinc in een Ierse vennootschap gekochte aandelen aan haar waren overgedragen.
De aandelen blijken echter nooit te zijn geleverd. Qinc stelt dat sprake is van een beroepsfout van [geïntimeerde] die tot schade heeft geleid.
2.2
Feitelijk gaat het om een geschil tussen [geïntimeerde] en zijn voormalige zwager, [naam1] , de [functie] van Qinc. Het zakelijke contact tussen hen kwam tot stand toen die vennootschap op enig moment aandelen kocht in Megra BV en aan Megra leningen verstrekte. Dat gebeurde vanaf juli 2013. In april 2013 hadden [naam1] en [geïntimeerde] in een kort mailverkeer afgesproken dat [geïntimeerde] een en ander juridisch zou begeleiden. Hierna heeft [geïntimeerde] onder dossiernummer 1305408 namens de maatschap Arslan & Ter Wee advocaten vijf facturen aan Qinc gestuurd over de periode april-augustus 2013. Daarna heeft zich het volgende afgespeeld.
2.3
Op 18 oktober 2013 heeft [geïntimeerde] namens de genoemde maatschap in een brief aan [naam1] een opdracht van Qinc geaccepteerd in verband met de herstructurering van Megra. Die opdracht - geregistreerd onder nummer 1305748 - heeft slechts geleid tot de verzending van een enkele, op 31 oktober 2013 gedateerde factuur.
2.4
Een maand later, op 21 november 2013, is [geïntimeerde] door Megra (in de persoon van een zakelijke partner van [naam1] , [naam2] ) ingeschakeld als raadsman. In een bevestiging van die datum namens de maatschap refereert [geïntimeerde] aan de gezamenlijke aandeelhouders van Megra [1] en spreekt hij over de op dat moment bestaande wens om vanwege de goede vooruitzichten gezamenlijk de verkoop op te zetten van halal kipproducten (Pure Halal), met onder meer de Ierse vennootschap Lintop Ltd [2] . Hij omschrijft de daartoe te verrichten werkzaamheden als het oprichten van een nieuwe vennootschap [3] , de invulling van de samenwerking, het eventueel overdragen van één of meer assets, het sluiten van aandeelhoudersovereenkomsten en het sluiten van leenovereenkomsten tussen Megra BV dan wel de nieuw op te richten werkmaatschappij. Aan deze opdracht is dossiernummer 1305791 gegeven.
2.5
Hierop wordt voortgebouwd in een brief van 17 december 2013 die [geïntimeerde] diezelfde dag aan alle bij een bespreking aanwezige betrokkenen heeft uitgereikt - ook aan [naam1] . De brief is gericht aan alle bij de ontwikkeling betrokken partijen (in totaal 15 natuurlijke personen en rechtspersonen), onder wie Qinc. Omdat naast [naam1] en [naam2] ook niet-Nederlandstalige partners bij de plannen waren betrokken [4] , is de brief in het Engels gesteld:

As is confirmed in my confirmation letter to Megra B.V. dated November 21st 2013, my firm is willing to give legal advice and assistance in restructuring the companies and activities in relation to your plans to set up the so called - and known by all parties - 'Pure Halal' activities.
(…)
I hereby specifically state that my office can't take any responsibility and liability for any other legal assistance and advice than in relation to the aspects of Dutch Law and, more specific, only in relation to legal assistance. As you know the office of the notary public, 'Het Notarieel', in Zwolle and of the fiscal lawyer, mr. Olaf ten Hoopen of Meeuwsen Ten Hoopen in Meppel, is asked to give their advice - in relation to their skills -.
Furthermore, the General Conditions of my office, which are attached to this letter, are applicable on al (the aspects of the) work my office is delivering. Please take not of the attached General Conditions.
In my confirmation letter to Megra B.V. I confirmed that the invoices of my firm will be send to Megra B.V. I can imagine that further invoices will be send to Fobro Global B.V. Please let me know how this matter has to be settled.
This letter is handed over to mr. [naam4] , [naam3] , [naam1] and [naam2] , for each of the
addressees.
2.6
Op 17 december 2013 zijn meerdere overeenkomsten gesloten. Die hielden onder andere de koop door Qinc in van 25% van de aandelen van Lintop.
2.7
Enkele maanden later, op 28 maart 2014, heeft [geïntimeerde] aan het Ierse company house (Company Setup) opdracht gegeven de aandelentransactie nog dezelfde dag te effectueren. Hij schreef kort daarvoor onder meer aan Qinq, die extra zekerheid wilde voor de hierna te noemen betalingen: “
After the share are transferred, 1 can immediately wire the money, directly in the way it is agreed to in the different laan agreements (…).
In brief: signing the agreements this evening, transfering the shares tomorrow morning, transferring the money after that.”
2.8
Nadat hij vervolgens van Company Setup telefonisch de mededeling kreeg dat de aandelen Van Lintop aan Qinc waren overgedragen, heeft [geïntimeerde] vanaf een derdengeldenrekening € 195.000,- aan Lintop en € 255.000,- aan Poultry Impex BV laten uitbetalen. Dat gebeurde onder vermelding van dossiernummer 1305791. De aandelen in Lintop zijn echter nooit aan Qinc geleverd. Op 23 september 2014 is het faillissement van Megra uitgesproken.
2.9
Qinc heeft zich op het standpunt gesteld dat [geïntimeerde] niet op een mondelinge mededeling van een medewerker van Company Setup mocht afgaan. Bij de rechtbank heeft zij gevorderd dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld tot betaling van de daaruit voor haar voortvloeiende schade van € 1.989.877,37, vermeerderd met rente en kosten.
2.1
De rechtbank heeft deze vordering afgewezen. De bedoeling van het hoger beroep, dat ook is gericht tegen een tussenvonnis, is dat die alsnog wordt toegewezen.

3.Het oordeel van het hof

De behandeling en de beslissing
3.1
Het hof zal de grieven hierna thematisch bespreken en beslissen dat de bestreden vonnissen in stand blijven.
De betaling vond plaats ter uitvoering van de overeenkomst van 17 december 2013
3.2
Volgens Qinc is de uitbetaling verricht ter uitvoering van de in april 2013 door haar gegeven opdracht. De rechtbank heeft echter naar het oordeel van het hof op goede gronden geconcludeerd dat Qinc had moeten begrijpen dat die overeenkomst al was geëindigd. Het hof voegt daaraan toe dat uit de hiervoor vermelde vaststaande feiten blijkt dat sprake is geweest van ten minste drie te onderscheiden opdrachten. De werkzaamheden die verband hielden met de aandelenoverdracht aan Qinc en de betalingen vanaf de derdengeldenrekeningen vonden allemaal plaats ter uitvoering van de laatste van die opdrachten. Daarop wijzen niet alleen de weergegeven citaten, maar ook de facturering (dossiernummers) en de correspondentie die is overgelegd. In een e-mail van 16 oktober 2013 vraagt Qinc bijvoorbeeld of [geïntimeerde] ‘ons’ kan adviseren. In een e-mail van 11 maart 2014 van [geïntimeerde] waar Qinc naar verwijst, schrijft [geïntimeerde] : “
I understood from you, [naam2] , that there is needed quick money in Fobro to get the activities running. Also therefor, the transfer of the shares in Lintop, closing the share holders agreement is required,for the interest of all of you. [onderstreping hof]". Er zijn geen aanwijzingen voor dat [geïntimeerde] ondanks dit alles nog voor Qinc werkte op basis van de overeenkomst van april 2013. Dat neemt niet weg dat hij bij de uitvoering van deze afspraken nog steeds – alleen niet meer uitsluitend – bedoelde te handelen in het belang van Qinc. Qinc heeft dit ook zo moeten begrijpen.
De contractspartij van Qinc bij die overeenkomst was de maatschap Arslan & Ter Wee advocaten
3.3
Uit de schriftelijke opdrachtbevestigingen van 21 november en 17 december 2013 blijkt dat die opdracht is gegeven aan, en is aanvaard door Arslan & Ter Wee advocaten. [geïntimeerde] zelf was dus geen contractspartij en kan als zodanig dan ook niet worden aangesproken.
In de toepasselijke algemene voorwaarden is elke aansprakelijkheid van [geïntimeerde] bovendien uitgesloten
3.4
In artikel 2 van de toepasselijke algemene voorwaarden van Arslan & Ter Wee advocaten is bepaald dat alle opdrachten van cliënten worden aangemerkt als uitsluitend aan de maatschap verstrekte opdrachten, die worden uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de maatschap. De werking van de artikelen 7:404 en 7:407 lid 2 BW wordt uitgesloten. Ook als een cliënt verlangt dat een bepaalde bij de maatschap werkzame advocaat de werkzaamheden verricht, geldt die opdracht uitsluitend als aan de maatschap verstrekt. Dat betekent naar het oordeel van het hof dat [geïntimeerde] niet aansprakelijk is indien hij al zou zijn tekortgeschoten in het uitvoeren van de op 17 december 2013 gegeven opdracht.
3.5
De aansprakelijkheid van [geïntimeerde] op grond van onrechtmatig handelen is hiermee ook uitgesloten, omdat een redelijke uitleg van de uitsluiting van de artikelen 7:404 BW en 7:407 lid 2 BW in de voorwaarden, bezien in onderling verband en samenhang met de bepaling in de voorwaarden dat de maatschap als opdrachtnemer moet worden beschouwd, meebrengt dat de opdrachtgevers ermee hebben ingestemd (i) dat [geïntimeerde] als de uitvoerende in persoon ook niet uit hoofde van onrechtmatige daad kan worden aangesproken, althans niet voor zover het verwijt luidt dat hij als beroepsbeoefenaar niet de zorgvuldigheid heeft betracht die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht, en (ii) dat [geïntimeerde] zich op de derdenwerking van de voorwaarden mag beroepen indien hem een onrechtmatige daad wordt verweten [5] .
3.6
Het hof voegt hieraan toe dat niet afdoende is onderbouwd
dat[geïntimeerde] een onrechtmatige daad heeft begaan; het volgt niet uit het enkele feit dat hij op een mondelinge mededeling van een Iers company house is afgegaan. Aanvullende argumenten zijn niet gepresenteerd.
In de opdracht zelf is ook de aansprakelijkheid van de maatschap uitgesloten
3.7
Onbetwist is bovendien dat de aansprakelijkheid van Arslan & Ter Wee en van [geïntimeerde] zelf in dit concrete geval in de brief van 17 december 2013 expliciet is uitgesloten.
De conclusie
3.8
De bestreden vonnissen worden bekrachtigd. Qinc zal als de in het ongelijk gestelde partij in hoger beroep in de proceskosten worden veroordeeld (tariefgroep VIII, 2 punten).
3.9
De proceskostenveroordeling kan ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (het arrest is ‘uitvoerbaarheid bij voorraad’).

4.De beslissing

Het hof:
1. bekrachtigt de vonnissen van de rechtbank Overijssel in Zwolle van 24 april 2019 en 11 maart 2020;
2. veroordeelt Qinc tot betaling van de volgende proceskosten van [geïntimeerde] :
€ 1.727,- aan procedurele kosten
€ 11.410,- aan salaris van de advocaat van [geïntimeerde]
€ 163,- aan nakosten (kosten die ontstaan na deze uitspraak)
Al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
3. veroordeelt Qinc tot betaling van € 85,- aan extra nakosten als Qinc de kosten niet binnen 14 dagen nadat de deurwaarder deze uitspraak heeft betekend aan Qinc heeft betaald. Als daarna niet is betaald, dan worden die kosten verder verhoogd met de wettelijke rente;
4. verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5. wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.W. Zandbergen, M. Willemse en P. Roorda , en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2022.

Voetnoten

1.Onder wie MedFood ( [naam2] ) en Qinc. ( [naam1] ).
2.Eigendom van [naam3] .
3.Fobro Global. Het was de bedoeling de vermogensbestanddelen (assets) hierin zouden worden ondergebracht, waaronder een slachterij die aan Lintop zou toebehoren. Fobro Global is op 11 december 2013 opgericht.
4.[naam3] en [naam4] .
5.In gelijke zin: Hof Arnhem-Leeuwarden van 7 mei 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:3992.