ECLI:NL:RBROT:2023:12065

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
ROT 22/2578
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een boete voor overtreding van de Wet dieren met betrekking tot vangletsel bij kuikens

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 22 december 2023 wordt het beroep van eiseres tegen een boete van € 1.500,- voor een overtreding van de Wet dieren beoordeeld. De boete werd opgelegd door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit naar aanleiding van een rapport van bevindingen van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) dat op 17 juni 2021 is opgemaakt. De toezichthouder constateerde tijdens een inspectie op het pluimveeslachthuis dat er veel karkassen van kuikens ernstig vangletsel vertoonden. Eiseres, die verantwoordelijk was voor het vangen van de kuikens, betwistte de bevindingen van de toezichthouder en voerde aan dat de rapportage niet deugdelijk was. De rechtbank oordeelt dat de toezichthouder deskundig is en dat het rapport van bevindingen op juiste wijze is opgemaakt. De rechtbank concludeert dat eiseres de overtreding heeft begaan en dat de opgelegde boete terecht is. De rechtbank wijst erop dat zowel de pluimveehouder als de vangploeg verantwoordelijk zijn voor het naleven van de voorschriften van de Transportverordening. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de boete van € 1.500,-.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/2578

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

(gemachtigde: J.A. Brok,
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

(gemachtigde: mr. J.S. Geurtjens).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de boete van € 1.500,- voor een overtreding van de Wet dieren. Met het besluit van 3 december 2021 heeft verweerder eiseres de boete opgelegd.
1.1.
Met het bestreden besluit van 22 april 2022 op het bezwaar van eiseres heeft verweerder de boete gehandhaafd.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Eiseres heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 7 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, bijgestaan door [naam] (bestuurder van eiseres), en de gemachtigde van verweerder, bijgestaan door mr. A.F. Kabiri.

Totstandkoming van het besluit

2. Verweerder heeft zijn besluit gebaseerd op het rapport van bevindingen dat op 17 juni 2021 is opgemaakt door een toezichthouder van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). De toezichthouder schrijft in het rapport onder meer het volgende.

Datum en tijdstip van de bevinding: 10 juni 2021, omstreeks 14.37 uur en 15.00 uur.
[…]
Ik zag tijdens mijn inspectie op het pluimveeslachthuis bij de postmortem-keuring dat er veel karkassen van dit koppel ernstig tot zeer ernstig vangletsel vertoonden. Ik heb daarom besloten een vangletselcontrole uit te voeren.
Tijdens mijn inspectie bevond ik mij in de afdeling panklaar, daar waar de kuikens deze afdeling binnenkomen, direct voor de eerste overhanger, voor het uitvoeren van een vangletselcontrole van het bovengenoemde koppel, afkomstig van pluimveehouderij [pluimveehouder] uit [plaats] (registratienummer: [nummer] ). Het betrof hier een koppel kuikens uit stal 6. De identiteit van dit koppel heb ik geverifieerd door de actuele slachtinformatie te vergelijken met de aanvoerplanning en de VKI van deze slachtdag. Daarnaast heb ik dit nagevraagd bij de exploitant en deze bevestigde mij dat het koppel afkomstig was van [pluimveehouder] .
Tijdens de letseltellingen, uitgevoerd volgens de werkinstructie bijlage 7 van de KPL-WLZ-WV01 van de NVWA, zag ik dat er veel bloedingen aanwezig waren op de karkassen. Deze varieerden van donkerrood tot paars. De door mij getelde bloedingen waren groter dan 3 cm.
Direct na de 1e telling, heb ik, in de daarop volgende minuut enkele karkassen van de lijn gehaald en daarvan de bijgevoegde foto's gemaakt. Deze foto’s zijn representatief voor getelde karkassen met letsel in zowel telling 1 als 2 (zie foto's).
Ik heb van stal 6 in totaal twee tellingen uitgevoerd. Beide tellingen duurden twee minuten. De bandsnelheid tijdens de tellingen was 13.500 kuikens per uur. Ik heb dit gecheckt op de display in de machinekamer. In totaal heb ik per telling van twee minuten 450 kuikens gecontroleerd, ervan uitgaande dat alle haken bezet waren.
- [pluimveehouder] stal 6: tellingen respectievelijk omstreeks 14.37 uur en 15.00 uur.
Tijdens de eerste telling heb ik 11 letsels geteld, tijdens de tweede telling 10. Uit deze tellingen kwamen scores van respectievelijk 2.44% en 2.22% wat een gemiddelde score geeft van 2.33%. Hiermee werd de interventiegrens van 2% die de NVWA hanteert overschreden.
De letsels bestonden uit grote (>3 cm) donkerrode tot paarse bloedingen met name ter hoogte van de vleugels en de borststreek. Ook op de poot en lies werden donkerrode tot paarse bloedingen > 3 cm gezien.
Bloedingen van deze aard zijn in de laatste 12 uur voorafgaand aan het doden van de dieren ontstaan door het vangen van de dieren. Uit navraag van het slachthuis bleek dat er tijdens het transport niets was gebeurd wat letsels van deze aard heeft kunnen doen ontstaan. Ook blijkt uit navraag en uit de bevindingen tijdens het reguliere toezicht dat dergelijke letsels niet op het slachthuis hebben kunnen ontstaan.
• Het laden van de kuikens was volgens slachtplanning van 10-06-2021 omstreeks 06.45 uur begonnen (zie bijlage). De weegbonnen van de transportmiddelen bevestigen dit (zie bijlagen).
• Tijd aanvang inspectie was omstreeks 14.37 uur.
Er heeft dus ongeveer 8 uur gezeten tussen het vangen van de kuikens en het beoordelen van de letsels.
Naar mijn deskundige mening als dierenarts is het welzijn van de kuikens ernstig geschaad tijdens het vangen van de dieren en plaatsen in de vervoerscontainers wat aanleiding heeft gegeven tot erge pijngewaarwording en stress bij de kuikens tijdens het transport en in de tijd daarna tot aan het bedwelmen. Dit is af te leiden uit de door mij getelde bloedingen.
De kuikens zijn volgens documentatie (VKI), handmatig gevangen door vangploeg: [eiseres] De adresgegevens van het bedrijf zijn verkregen via het register IKB PSB bedrijven van Avined.
De vangploeg is als tijdelijk houder van de dieren verantwoordelijk voor de omgang met de dieren tijdens het vangen en het plaatsen van de dieren in de containers en dientengevolge het welzijn van het pluimvee op dat moment. Deze vangploeg heeft er niet voor gezorgd dat de voorschriften met betrekking tot het behandelen van de dieren tijdens het vangen zijn nageleefd waardoor de dieren onnodige pijn en ernstig lijden is berokkend.
3. Op grond van het rapport van bevindingen heeft verweerder vastgesteld dat eiseres het volgende beboetbare feit heeft gepleegd:
“De vangploeg, als tijdelijk houder, zorgde er niet voor dat de voorschriften met betrekking tot het behandelen van de dieren tijdens het vangen zijn nageleefd, waardoor de dieren onnodig pijn en lijden is berokkend.”
Volgens verweerder heeft eiseres daarmee een overtreding begaan van artikel 2.5 en artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 4.8 van de Regeling houders van dieren, en met artikel 3, aanhef en onder e, en artikel 8, eerste lid, en Bijlage I, hoofdstuk III, paragraaf 1.8, onder d, van de Transportverordening [1] .
Verweerder heeft eiseres daarvoor een boete opgelegd van € 1.500,-. Dit is het standaardboetebedrag dat daarvoor geldt op grond van de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiseres het beboetbare feit heeft gepleegd en of verweerder daarvoor terecht een boete heeft gegeven. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. Eiseres voert - samengevat weergegeven - aan dat er redenen zijn om ernstig te twijfelen aan het rapport van bevindingen, waaronder de totstandkoming daarvan, de bevindingen daarin, en de deskundigheid van de toezichthouder. Eiseres meent daarom dat het rapport van bevindingen niet aan de overtreding ten grondslag kan worden gelegd. Zij voert daartoe aan dat een vangletseltelling zoals de toezichthouder heeft uitgevoerd menselijk gezien onmogelijk is; de toezichthouder heeft in 266 milliseconden moeten beoordelen of een kuiken een donkerrode tot paarse bloeding had en of deze niet kleiner was dan 3 centimeter. Daarbij gebruikt verweerder voor de vaststelling van de ouderdom een kleurentabel die in 1996 is gemaakt en anno 2023 niet meer toepasbaar is. De toezichthouder neemt de bloedingen pas waar aan het einde van de pluklijn en die kunnen dus in de hele keten daarvoor zijn ontstaan. Daarvoor mag eiseres niet verantwoordelijk worden gehouden. In het rapport staat dat uit niets is gebleken dat er calamiteiten zijn geweest maar dit is een standaard tekstblok. Daarnaast ontbreekt bij het rapport van bevindingen de volgende informatie: het aanvoerformulier, de tachograafuitdraai en het kenteken van de vrachtwagen, de naam van de chauffeur, het certificaatnummer voor transport, de aankomsttijd op de slachterij en de slachterijrapportage. Ook blijkt niet wanneer het slachten is begonnen, ontbreekt het tijdstip van de verdovingsfase en is er geen inspectielijst toegevoegd. Bovendien wijkt het door dezelfde toezichthouder ondertekende afkeuringsbewijs af van het rapport, nu daarop weinig omvangrijk letsel is vastgesteld. Eiseres heeft 35 jaar ervaring in pluimveevangen en is volledig erkend en geaccrediteerd en IKB gecertificeerd; meer kan van haar niet worden gevraagd. Over de bij het rapport gevoegde foto’s voert eiseres aan dat dit geen foto’s zijn van de getelde letsels en dat bovendien het letsel op foto 5 nooit door het vangen kan zijn veroorzaakt, op die plek worden nooit dieren opgepakt. Daarnaast wijst eiseres op 15 andere boetezaken waarin de boetes zijn ingetrokken en waaruit zij concludeert dat een behoorlijk aantal toezichthouders niet goed een rapport van bevindingen opstellen of letsel beoordelen. Verder verwijst eiseres naar een aantal aandachtspunten opgesteld door veterinair deskundige W.J. Tondeur, waarin onder meer kanttekeningen worden geplaatst bij de betrouwbaarheid van de vangletseltellingen en wordt gewezen op een methode van digitale (video)monitoring.
6.1.
In een geval als het onderhavige waarin een boete is opgelegd rust de bewijslast dat sprake is van een overtreding, gelet op het vermoeden van onschuld, op het bestuursorgaan dat de boete heeft opgelegd. Volgens vaste jurisprudentie van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) [2] , mag een bestuursorgaan in beginsel uitgaan van de bevindingen in een rapport van bevindingen, indien de controle is verricht en het rapport is opgemaakt door een hiertoe bevoegde toezichthouder en het rapport zelf geen grond biedt om aan de juistheid van de bevindingen te twijfelen. Een toezichthouder wordt geacht te beschikken over de benodigde expertise om het wettelijk geregelde toezicht te houden. Aan de bevindingen van een toezichthouder van de NVWA kan daarom niet lichtvaardig voorbij worden gegaan. Indien de bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd.
6.2.
De rechtbank stelt vast dat het rapport van bevindingen naar waarheid is opgemaakt door een toezichthouder. De rechtbank ziet in de algemene stellingen van eiseres geen aanleiding om te twijfelen aan de deskundigheid van de toezichthouder noch aan de juistheid van diens rapport van bevindingen. Verweerder heeft toegelicht dat de toezichthouder (dierenarts) geoefend en deskundig is; deze wordt periodiek getraind op het uitvoeren van tellingen overeenkomstig werkinstructie K-PL-WLZ-WV01. In het rapport is verder duidelijk beschreven wat de toezichthouder aan letsel heeft gezien: het soort letsel en de kleur en grootte van de geconstateerde bloedingen is beschreven. Ook staat in het rapport dat er volgens de werkinstructie K-PL-WLZ-WV01 bijlage 7 is geteld. In die werkinstructie staat dat alleen bloedingen worden geteld die minimaal drie centimeter groot en donkerrood tot paars van kleur zijn. Uit het rapport van bevindingen blijkt voldoende duidelijk dat de toezichthouder dit heeft gedaan. Bij het rapport zijn ook stukken gevoegd, zoals de slachtplanning, weegbonnen, het afkeurbewijs en het VKI-formulier. Daaruit kan worden opgemaakt hoeveel tijd er is gelegen tussen de vangletseltelling en het laden van de kuikens in de eerste vrachtwagen. De andere door eiseres genoemde stukken betreffende het transport en de slachterij vindt de rechtbank niet noodzakelijk om de overtreding te kunnen vaststellen. Ook het slachtrapport van het slachthuis heeft verweerder niet hoeven te overleggen. Verweerder heeft onbetwist gesteld niet over een slachtrapport te beschikken omdat dit door het slachthuis alleen aan de houder (eiseres) wordt toegestuurd, maar los daarvan ziet het slachtrapport ook niet op de vaststelling van vangletsel in het kader van dierenwelzijn maar alleen op het aantal afkeuringen en op een kwaliteitsbeoordeling. Ditzelfde geldt voor het bewijs van afkeuring waarnaar eiseres verwijst; dat heeft alleen betrekking op ziekelijke afwijkingen als gevolg waarvan het vlees moet worden afgekeurd, maar heeft geen betrekking op aspecten van dierenwelzijn waaronder vangletsel. Zoals het CBb [3] ook heeft overwogen, is een eventuele discrepantie tussen een bewijs van afkeuring en een rapport van bevindingen van een vangletseltelling daarom geen aanwijzing dat de vangletseltelling onjuist was. Ook de foto’s die bij het rapport zijn gevoegd geven geen reden voor twijfel aan de inhoud van het rapport. Op de zitting heeft verweerder afdrukken van de foto’s in kleur getoond en eiseres heeft toen wel erkend dat op een aantal donkerrode tot paarse bloedingen te zien zijn. Volgens eiseres zitten een aantal bloedingen op plekken waar volgens haar de kippen niet worden vastgepakt, maar het vangen behelst meer dan het enkel vastpakken van de kippen. Zoals verweerder heeft toegelicht kunnen ook bloedingen ontstaan op andere plekken als bijvoorbeeld de kuikens in de containers worden geplaatst. Daarbij, zoals ook uit het rapport van bevindingen blijkt, dienen deze foto’s alleen ter illustratie van wat de toezichthouder aan letsel in het koppel heeft aangetroffen. In de verwijzing door eiseres naar andere vangletselzaken waarin de boetes zijn herroepen ziet de rechtbank ook geen reden om aan de inhoud van het rapport van bevindingen in deze zaak te twijfelen. Immers, eiseres heeft niet betwist dat de redenen waarom in die zaken de boetes zijn herroepen [4] , zich in de boetezaak van eiseres niet voordoen. Evenmin ziet de rechtbank in die redenen grond om in het algemeen te twijfelen aan de deskundigheid van de toezichthouder, de betrouwbaarheid van de vangletseltelling door de toezichthouder of het daarvan opgemaakte rapport.
6.3.
Het CBb heeft meermaals geoordeeld dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat de door de toezichthouder gebruikte methode van het vaststellen van vangletsel aan de slachtlijn niet deugdelijk is [5] . De rechtbank ziet in het door eiseres aangevoerde en de door haar ter zitting ingebrachte aandachtspunten van W.J. Tondeur geen aanleiding voor een ander oordeel en overweegt daartoe het volgende.
6.3.1.
Verweerder maakt voor de vaststelling van de ouderdom van een bloeding gebruik van een glijdende schaal. Zoals het CBb [6] heeft overwogen kan daaruit worden afgeleid dat als een bloeding donkerrood of paars is, deze niet recent is veroorzaakt. Het tijdstip waarop de kleur van een bloeding van rood zal overgaan naar donkerrood of paars is afhankelijk van de aard, ernst en plaats van het letsel, maar het CBb acht het voldoende aannemelijk dat een in het slachthuis geconstateerde bloeding van drie centimeter die niet helderrood maar donkerrood of paars is, duidt op letsel dat reeds tijdens het vangen is ontstaan. Weliswaar is de kleurentabel afkomstig uit een al ouder onderzoeksrapport, maar zoals volgt uit een uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank [7] is een soortgelijk onderzoek herhaald in 2020 en kwamen daar dezelfde conclusies uit naar voren. Daarnaast volgt ook uit het door verweerder genoemde WUR-rapport [8] uit 2019 dat het scoren van grote bloedingen in de slachtlijn na het plukken, een valide methode lijkt voor het vaststellen van vleugelbloedingen veroorzaakt door het vang- en laadproces.
6.3.2.
De rechtbank vindt het ook voldoende aannemelijk dat het verschil in kleur tussen een verse bloeding en die van een oudere bloeding en de grootte ervan door een deskundig dierenarts goed kan worden vastgesteld en ziet zich hierin bevestigd door het CBb [9] . Zo oordeelt het CBb dat een toezichthouder voldoende geoefend en deskundig wordt geacht om, ook bij een hoge bandsnelheid van 13.500 kuikens per uur zoals hier het geval is, accuraat gedurende twee keer twee minuten donkerrode tot paarse bloedingen met een lengte van minimaal 3 cm te tellen. De toezichthouders zijn erop getraind om dit met het blote oog vast te stellen en bij twijfel wordt een bloeding niet meegeteld. De rechtbank ziet dan ook geen grond voor het oordeel dat de huidige wijze van het vaststellen van vangletsel onbetrouwbaar of onzorgvuldig is. Reeds daarom treffen de opmerkingen van W.J. Tondeur over digitale monitoring geen doel. Bovendien zien zijn opmerkingen op camerasystemen die door slachterijen zelf zouden moeten worden geïnstalleerd en die bovendien deels nog in ontwikkeling zijn binnen een lopend Europees project. Daarbij wijst de rechtbank ook nog op een uitspraak van 6 juni 2023 [10] waarin een toelichting van verweerder over cameramonitoring is opgenomen en waarin de rechtbank oordeelt dat verweerder deugdelijk heeft gemotiveerd waarom er op dit moment nog niet voor is gekozen om de vangletseltelling in het slachthuis met een camera vast te leggen.
6.3.3.
Weliswaar kan ook na het vangen bij de kuikens letsel (of schade) ontstaan, maar verweerder heeft in deze zaak en eerdere zaken bij de rechtbank en het CBb [11] voldoende gemotiveerd dat het door de toezichthouder getelde letsel niet tijdens transport of op het slachthuis kan zijn ontstaan. Zo is toegelicht dat letsel dat bij het transport zou kunnen ontstaan voornamelijk andersoortig letsel betreft en zal bij een incident of ongeval tijdens transport een aanzienlijk groter deel van de kuikens (30-40%) daardoor letsel oplopen dan het hier vastgestelde percentage. Bovendien volgt uit het (naar waarheid opgemaakte) rapport dat de toezichthouder uit navraag bij het slachthuis bleek dat er tijdens het transport niets was gebeurd wat letsels van deze aard heeft kunnen doen ontstaan. De rechtbank ziet geen reden daaraan te twijfelen, ook al zou op dit punt sprake zijn van een vaker gebruikt tekstblok in rapporten van bevindingen.
7. Eiseres voert ten aanzien van de opgelegde boete aan dat de pluimveehouder ook een boete heeft gehad en dat de vangploeg voor ditzelfde feit niet nog eens een boete kan krijgen. Dat de vangploeg tijdelijk houder is van de kuikens houdt ook geen stand, een vanger heeft vijf dieren tegelijk ongeveer negen seconden vast. Bovendien is de boete van € 1.500,- in het geval van een vangploeg disproportioneel gelet op de omzet die bij het vangen wordt verkregen. Ook wijst eiseres op de conclusies in een rapport van Berenschot over de bestuurlijke boetes ten aanzien van de Wet dieren [12] . In dit rapport zijn kritische kanttekeningen geplaatst ten aanzien van de bestuurlijke boete.
7.1.
Gelet op het voorgaande staat voor de rechtbank voldoende vast dat het letsel dat de toezichthouder bij de kuikens heeft gezien en geteld is ontstaan tijdens het vangen door eiseres. Dat het personeel van eiseres de dieren maar korte tijd heeft vastgehad maakt niet dat zij niet als overtreder kan worden aangemerkt. Uit artikel 2, onder k, van de Transportverordening volgt dat ook een (rechts)persoon die tijdelijk met de dieren omgaat als houder wordt aangemerkt. En artikel 3, aanhef en onder e, van de Transportverordening verlangt dat personeel dat met de dieren omgaat zijn werkzaamheden uitvoert zonder onnodig letsel of leed toe te brengen. De voorschriften in de Transportverordening ten aanzien van de behandeling van dieren zijn dus niet alleen gericht tot de pluimveehouder maar ook tot de vangploeg. Beiden dragen een eigen verantwoordelijkheid om die voorschriften na te leven. Doen zij dit niet dan kan zowel de pluimveehouder als de vangploeg als overtreder worden aangemerkt en is verweerder in beginsel bevoegd [13] om beiden voor geconstateerd vangletsel een boete op te leggen. Er is geen rechtsregel die verbiedt om aan meerdere (rechts)personen een boete op te leggen voor hetzelfde feit.
7.2.
Voor deze overtreding wordt [14] in beginsel een boete van € 1.500,- opgelegd. De wetgever heeft dus al een afweging gemaakt welke boete bij deze overtreding evenredig moet worden geacht. De rechtbank vindt dit bedrag als zodanig niet onredelijk. Het met de Transportverordening gediende doel - het waarborgen van dierenwelzijn - staat voorop. Dat de omzet van eiseres ten aanzien van het vangen van deze kuikens - naar gesteld - lager was dan het boetebedrag maakt de boete niet disproportioneel. Ook in de vergelijking met de pluimveehouder waarvoor in beginsel hetzelfde boetebedrag wordt opgelegd, vindt de rechtbank de boete niet onevenredig. Zoals het CBb heeft overwogen [15] vormt voor bij wettelijk voorschrift vastgestelde boetebedragen de bepaling van artikel 5:46, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht het kader waarin de evenredigheidstoets wordt voltrokken en wordt binnen dat kader beoordeeld of de voorgeschreven boete in het concrete geval evenredig is aan met name de aard en ernst van de geconstateerde overtreding, de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten en, zo nodig, de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan. In dat kader vindt de rechtbank van belang dat op grond van de Transportverordening aan geen enkel kuiken door het vangen letsel mag worden toegebracht. In dit geval is een vangletselpercentage van gemiddeld 3,4 % vastgesteld; dat is niet gering en bovendien een aanzienlijke overschrijding van de handhavingsnorm van 2 % die verweerder hanteert. Bij het vangen door eiseres is een groot aantal kuikens letsel, pijn en lijden berokkend. Terecht merkt verweerder dit aan als een ernstige overtreding. Bovendien moet de boete voldoende afschrikwekkend zijn om te voorkomen dat eiseres de overtreding nogmaals begaat. Gelet op de aard en ernst van de overtreding vindt de rechtbank de opgelegde boete van € 1.500,- passend en geboden.
7.3.
De verwijzing door eiseres naar een rapport van Berenschot treft in dit kader geen doel. De belangrijkste punten uit dit rapport betreffen de gang van zaken bij recidive en het leveren van maatwerk. Van recidive is in dit geval echter geen sprake. De inhoud van dit rapport, waarvan nog wordt bezien tot welke aanpassingen dit in de wetgeving of uitvoeringsbeleid eventueel moet leiden, biedt de rechtbank evenmin grond om in dit geval de boete disproportioneel te achten. Gelet op de aard en ernst van de overtreding vindt de rechtbank de opgelegde boete van € 1.500 evenredig.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is dus ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.J. Adriaansen, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.L. van der Duijn Schouten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 december 2023.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kunnen zij de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kunnen zij de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG
2.onder meer herhaald in ECLI:NL:CBB:2022:168
4.namelijk omdat er tijdens de telling ook was gefilmd of omdat niet duidelijk was of louter donkerrode tot paarse bloedingen waren geteld
8.‘Letsel en schade bij vleeskuikens als gevolg van vangen, transport en handelingen aan de slachtlijn’, M. Gerritzen e.a., Wageningen University Research 2019
12.‘Bestuurlijke boete Wet Dieren, Effecten van de bestuurlijke boete Wet dieren in de praktijk’ van 23 februari 2023, opgesteld door Berenschot in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
13.op grond van artikel 8.7 van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 8.6 van de Wet dieren en artikel 4.8 van de Regeling houders van dieren
14.op grond van de Bijlage bij de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 2.2 van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren
15.in onder meer ECLI:NL:CBB:2023:54,