Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
[het pluimveebedrijf] , te [woonplaats] (het pluimveebedrijf)(gemachtigde: J.A. Brok)
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 26 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een boete die was opgelegd aan een pluimveebedrijf wegens vangletsel bij kuikens. De minister van Justitie en Veiligheid had op 20 september 2019 een boete van € 1.500,- opgelegd aan het pluimveebedrijf, omdat het niet had voldaan aan de voorschriften voor de behandeling van dieren, wat resulteerde in onnodig letsel bij de kuikens. Het pluimveebedrijf heeft tegen deze boete beroep aangetekend bij de rechtbank Rotterdam, die het beroep ongegrond verklaarde. Het pluimveebedrijf ging vervolgens in hoger beroep.
Tijdens de zitting op 6 juli 2023 heeft het College de argumenten van het pluimveebedrijf gehoord, die betoogden dat er geen sprake was van vangletsel en dat de minister niet had aangetoond dat de overtredingen waren begaan. Het College heeft vastgesteld dat de bewijslast bij de minister ligt en dat deze voldoende bewijs had geleverd op basis van het rapport van bevindingen van de NVWA, waarin was vastgesteld dat er vangletsel was geconstateerd bij de kuikens.
Het College heeft ook geoordeeld dat de minister bevoegd was om de boete op te leggen en dat de procedure rondom de boete niet in strijd was met de redelijke termijn. Echter, het College heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor de procedure was overschreden en heeft de boete verlaagd naar € 1.425,-. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank, maar herroept de hoogte van de boete. De Staat is veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht aan het pluimveebedrijf.