Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 12 april 2022 op het hoger beroep van:
[naam 1] , h.o.d.n. Pluimveebedrijf [naam 1] , te [woonplaats 1] , appellant (gemachtigde: J.A. Brok),
appellantende minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de minister
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
"Tijdens mijn inspectie bevond ik mij omstreeks 16:45 uur in de aanvoerhal en vervolgens in
de panklaar-afdeling van bovengenoemd bedrijf voor de antemortem- en postmortem-keuring.
Uitspraak van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met het rapport van bevindingen en de daarbij behorende stukken, het besluit op bezwaar, het verweerschrift en de ter zitting gegeven toelichting voldoende gemotiveerd dat bij kuikens van appellant vangletsel is vastgesteld.
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
Het College begrijpt de in het hogerberoepschrift aangevoerde gronden aldus dat appellant het niet eens is met het oordeel van de rechtbank dat in voldoende mate vaststaat dat appellant de overtreding heeft begaan en dat appellant daartoe met name stelt dat de rechtbank de door verweerder gehanteerde methode voor het vaststellen van vangletsel ten onrechte heeft geaccepteerd.