Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
[de pluimveehouderij] , te [woonplaats] (de pluimveehouderij)(gemachtigde: J.A. Brok)
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze zaak heeft de pluimveehouderij hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin een boete van € 1.500,- werd opgelegd wegens vangletsel bij kuikens. De inspectie door de NVWA op 23 juli 2019 toonde aan dat er een significant percentage vangletsel was, wat leidde tot de boete. De pluimveehouderij betwistte de bevindingen van de NVWA en stelde dat er geen vangletsel was, dan wel dat dit niet bewezen was. Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven oordeelde dat de minister voldoende bewijs had geleverd voor de overtreding en dat de boete terecht was opgelegd. Echter, het College constateerde ook dat de redelijke termijn voor de procedure was overschreden, wat leidde tot een verlaging van de boete met 5% tot € 1.425,-. De uitspraak van de rechtbank werd gedeeltelijk vernietigd, maar de boete werd bevestigd, met de aanpassing van het bedrag. De Staat werd verplicht het griffierecht te vergoeden aan de pluimveehouderij.