6.5Ter zitting heeft de senior toezichthoudend dierenarts voorts verklaard, en met een film over het slachtproces nader onderbouwd, dat ook tijdens het slachtproces nauwelijks bloedingen optreden. Dit blijkt ook door het hiervoor reeds genoemde nadere stuk van de minister. De mede-opsteller van het WUR-rapport bevestigt daarin dat tijdens het slachtproces nagenoeg geen letsel optreedt met een bloeding die groter is dan 1 cm. Reden daarvoor is dat de kuikens aan het begin van het slachtproces worden bedwelmd terwijl ze nog in de containers zitten. De bedwelming vindt plaats met carbondioxide. Op de film is te zien dat de kuikens in de eerste fase van de bedwelming (de eerste 10-20 seconden) nog wat onrustig zijn en soms de nek omhoog rekken. Er is geen geklapper met vleugels te zien.
Door de bedwelming vertraagt de hartslag waardoor bloedingen klein blijven. Bloedingen van 3 cm of groter moeten dan ook bij de kuikens zijn ontstaan in de periode dat zij nog bij bewustzijn waren. Namens de minister is ten slotte nog toegelicht dat in de stukken in een enkele passage “3 cm2” is vermeld, maar dat dat op een vergissing berust. De in de vangletseltellingformulieren vermelde letsels zijn steeds minimaal 3 cm lang. De senior toezichthoudend dierenarts heeft in dit verband ook verklaard dat hierbij als hulpmiddel gebruik wordt gemaakt van een slachthuispen, waarvan het clipje precies 3 cm groot is.
Hetgeen hier door [naam 1] met de door haar bij brief van 15 november 2021 overgelegde producties tegenin is gebracht heeft het College niet overtuigd. Weliswaar is in producties 1 (enkele pagina’s uit de AVMA Guidelines for the Euthanasia of Animals uit 2013) en 2 (Animal Welfare Evaluation of Gas Stunning uit 2013) vermeld dat vergassing van vogels tot gevolg kan hebben dat vogels hun vleugels gaan uitslaan, hetgeen letsel tot gevolg kan hebben, maar uit beide producties blijkt tevens dat het uitslaan van vleugels vooral optreedt bij vergassing met argon en in mindere mate bij vergassing met carbondioxide. Dit komt overeen met de verklaring ter zitting van de senior toezichthoudend dierenarts. Ook de door een hoogleraar pathologie/diergeneeskunde gevalideerde verklaring van een dierenarts van 10 november 2021 (productie 3) legt onvoldoende gewicht in de schaal, nu daarin wordt gesteld dat er tijdens onderwijsomstandigheden met studenten van de faculteit Diergeneeskunde meerdere malen is gebleken dat bij kuikens waarvan de nek was omgedraaid nog bloeduitstortingen aan de vleugeldelen ontstonden, hetgeen een heel andere situatie is dan het slachtproces dat in de onderhavige zaken aan de orde is.
7. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep gegrond is. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Het College zal, doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, een oordeel geven over de beroepen van [naam 1] bij de rechtbank, met inachtneming van hetgeen [naam 1] hierover in hoger beroep heeft aangevoerd en voor zover dit – gelet op het vorenstaande – nog nodig is.
8. Over de vaststelling van het percentage vangletsel overweegt het College dat in hoger beroep alleen de daarbij gevolgde methode in geschil is. [naam 1] heeft in hoger beroep desgevraagd verklaard dat het percentage letsel dat in het slachthuis is vastgesteld niet in geschil is, maar uitsluitend de vraag op welk moment dat letsel is ontstaan.
Nu uit de overwegingen 6 tot en met 6.5 volgt dat het College de door de NVWA gevolgde methode om het percentage vangletsel vast te stellen deugdelijk acht, volgt daaruit tevens dat de minister terecht heeft geconstateerd dat [naam 1] de artikelen 2.5 en 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, in samenhang gelezen met artikel 4.8 van de Regeling houders van dieren, en de artikelen 3, aanhef en onder e, en 8 eerste lid, in samenhang gelezen met bijlage I, hoofdstuk III, afdeling 1, punt 1.8, aanhef en onder d, van de Transportverordening op 25 juli 2016, 3 september 2016 en 9 september 2016 heeft overtreden.
9. Hieruit volgt dat de minister bevoegd was om [naam 1] boetes op te leggen. De hoogte van de opgelegde boetes van (telkens) € 1.500,- is in overeenstemming met artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren, in samenhang gelezen met artikel 1.2 en de bijbehorende bijlage van de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren, en met artikel 4.8 van de Regeling houders van dieren. Niet is gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan oplegging van een lagere boete met toepassing van artikel 5:46, derde lid van de Awb was aangewezen.
10. Het College zal de aangevallen uitspraak vernietigen en, doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, het beroep van [naam 1] tegen de besluiten van 13 juli 2017 alsnog ongegrond verklaren.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.