ECLI:NL:RBROT:2023:12063

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
ROT 22/3478
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de boete voor vangletsel bij kuikens en de methodologie van de toezichthouder

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 22 december 2023, wordt het beroep van eiseres tegen een boete van € 1.500,- voor een overtreding van de Wet dieren beoordeeld. De boete werd opgelegd door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, na een rapport van bevindingen van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) dat op 17 juni 2021 was opgemaakt. Eiseres betwist de juistheid van het rapport en de methodologie van de toezichthouder, die volgens haar niet deugdelijk zou zijn. De rechtbank oordeelt dat de toezichthouder, die als deskundig dierenarts optrad, de letsels correct heeft vastgesteld en dat de boete terecht is opgelegd. Eiseres voerde aan dat de rapportage en de methoden van de toezichthouder niet betrouwbaar zijn, maar de rechtbank vindt geen reden om aan de deskundigheid van de toezichthouder te twijfelen. De rechtbank concludeert dat het letsel dat is vastgesteld bij de kuikens tijdens het vangen is veroorzaakt en dat de opgelegde boete proportioneel is. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/3478

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres], te [plaats], eiseres,

(gemachtigde: J.A. Brok),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

(gemachtigde: mr. M.M. de Vries).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de boete van € 1.500,- voor een overtreding van de Wet dieren. Met het besluit van 28 januari 2022 heeft verweerder eiseres de boete opgelegd.
1.1.
Met het bestreden besluit van 9 juni 2022 op het bezwaar van eiseres heeft verweerder de boete gehandhaafd.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Eiseres heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 18 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, bijgestaan door [naam], en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. Verweerder heeft zijn besluit gebaseerd op het rapport van bevindingen dat op 17 juni 2021 is opgemaakt door een toezichthouder van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). De toezichthouder schrijft in het rapport onder meer het volgende.

Ik zag tijdens mijn inspectie op het pluimveeslachthuis bij de postmortem-keuring dat er veel karkassen van dit koppel ernstig tot zeer ernstig vangletsel vertoonden. Ik heb daarom besloten een vangletselcontrole uit te voeren.
Tijdens mijn inspectie bevond ik mij in de afdeling panklaar, daar waar de kuikens deze afdeling binnenkomen, direct voor de eerste overhanger, voor het uitvoeren van een vangletselcontrole van het bovengenoemde koppel, afkomstig van pluimveehouderij [eiseres] uit [plaats] (registratienummer: [nummer]). Het betrof hier een koppel kuikens uit stal 6. De identiteit van dit koppel heb ik geverifieerd door de actuele slachtinformatie te vergelijken met de aanvoerplanning en de VKI van deze slachtdag. Daarnaast heb ik dit nagevraagd bij de exploitant en deze bevestigde mij dat het koppel afkomstig was van [eiseres].
Tijdens de letseltellingen, uitgevoerd volgens de werkinstructie bijlage 7 van deKPL-WLZ-WV01 van de NVWA, zag ik dat er veel bloedingen aanwezig waren op de karkassen. Deze varieerden van donkerrood tot paars. De door mij getelde bloedingen waren groter dan 3 cm.
Direct na de 1e telling, heb ik, in de daarop volgende minuut enkele karkassen van de lijn gehaald en daarvan de bijgevoegde foto's gemaakt. Deze foto’s zijn representatief voor getelde karkassen met letsel in zowel telling 1 als 2 (zie foto's).
Ik heb van stal 6 in totaal twee tellingen uitgevoerd. Beide tellingen duurden twee minuten. De bandsnelheid tijdens de tellingen was 13.500 kuikens per uur. Ik heb dit gecheckt op de display in de machinekamer. In totaal heb ik per telling van twee minuten 450 kuikens gecontroleerd, ervan uitgaande dat alle haken bezet waren.
- [eiseres], stal 6: tellingen respectievelijk omstreeks 14.37 uur en 15.00 uur.
Tijdens de eerste telling heb ik 11 letsels geteld, tijdens de tweede telling 10. Uit deze tellingen kwamen scores van respectievelijk 2.44% en 2.22% wat een gemiddelde score geeft van 2.33%. Hiermee werd de interventiegrens van 2% die de NVWA hanteert overschreden.
De letsels bestonden uit grote (>3 cm) donkerrode tot paarse bloedingen met name ter hoogte van de vleugels en de borststreek. Ook op de poot en lies werden donkerrode tot paarse bloedingen > 3 cm gezien.
Bloedingen van deze aard zijn in de laatste 12 uur voorafgaand aan het doden van de dieren ontstaan door het vangen van de dieren. Uit navraag van het slachthuis bleek dat er tijdens het transport niets was gebeurd wat letsels van deze aard heeft kunnen doen ontstaan. Ook blijkt uit navraag en uit de bevindingen tijdens het reguliere toezicht dat dergelijke letsels niet op het slachthuis hebben kunnen ontstaan.
• Het laden van de kuikens was volgens slachtplanning van 10-06-2021 omstreeks 06.45 uur begonnen (zie bijlage). Hetgeen door de weegbonnen bevestigd wordt (zie bijlagen).
• Tijd aanvang inspectie was omstreeks 14.37 uur.
Er heeft dus ongeveer 8 uur gezeten tussen het vangen van de kuikens en het beoordelen van de letsels.
Naar mijn deskundige mening als dierenarts is het welzijn van de kuikens ernstig geschaad tijdens het vangen van de dieren en plaatsen in de vervoerscontainers wat aanleiding heeft gegeven tot erge pijngewaarwording en stress bij de kuikens tijdens het transport en in de tijd daarna tot aan het bedwelmen. Dit is af te leiden uit de door mij getelde bloedingen.
3. Op grond van het rapport van bevindingen heeft verweerder vastgesteld dat eiseres het volgende beboetbare feit heeft gepleegd:
“De houder op de plaats van vertrek zorgde er niet voor dat de voorschriften met betrekking tot de behandeling van dieren nageleefd werden. Door het vangen is onnodig pijn en letsel veroorzaakt bij de dieren.”
Volgens verweerder heeft eiseres daarmee een overtreding begaan van artikel 2.5 en artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 4.8, van de Regeling houders van dieren, en met artikel 3, aanhef en onder e, artikel 8, eerste lid, en Bijlage I, hoofdstuk III, paragraaf 1.8, onder d, van de Transportverordening [1] .
Verweerder heeft eiseres daarvoor een boete opgelegd van € 1.500,-. Dit is het standaardboetebedrag dat daarvoor geldt op grond van de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiseres het beboetbare feit heeft gepleegd en of verweerder daarvoor terecht een boete heeft gegeven. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. Eiseres voert - samengevat weergegeven – aan dat er redenen zijn om ernstig te twijfelen aan het rapport van bevindingen, waaronder de totstandkoming daarvan, de bevindingen daarin, en de deskundigheid van de toezichthouder. Eiseres meent daarom dat het rapport van bevindingen niet aan de overtreding ten grondslag kan worden gelegd. Zij voert daartoe aan dat een vangletseltelling zoals de toezichthouder heeft uitgevoerd menselijk gezien onmogelijk is; de toezichthouder heeft in 266 milliseconden moeten beoordelen of een kuiken een donkerrode tot paarse bloeding had en of deze niet kleiner was dan 3 centimeter. Daarbij gebruikt verweerder voor de vaststelling van de ouderdom een kleurentabel die in 1996 is gemaakt en anno 2023 niet meer toepasbaar is. De toezichthouder neemt de bloedingen pas waar aan het einde van de pluklijn en die kunnen dus in de hele keten daarvoor zijn ontstaan. Daarvoor mag eiseres niet verantwoordelijk worden gehouden. Bovendien, op het moment dat de dieren in de wagen zitten ligt de verantwoordelijkheid bij de chauffeur, transporteur of slachterij en niet meer bij eiseres. In het rapport staat dat uit niets is gebleken dat er calamiteiten zijn geweest maar dit is een standaard tekstblok. Voorts is niet met zekerheid vast te stellen dat het aan eiseres is toe te rekenen, nu uit de stukken niet blijkt wanneer de slachterij met slachten begonnen is en of dit de eerste wagen met aangevoerde dieren van eiseres betrof. Ook blijkt niet uit alle foto’s bij het rapport dat sprake is van vangletsel. Bovendien wijkt het door dezelfde toezichthouder op 10 juni 2021 ondertekende afkeuringsbewijs af van het eveneens door hem opgestelde rapport van 17 juni 2021, nu daarop juist weinig omvangrijk letsel is vastgesteld. Daarnaast wijst eiseres op 15 andere boetezaken waarin de boetes zijn ingetrokken en waaruit zij concludeert dat een behoorlijk aantal toezichthouders onvoldoende op juiste wijze een rapport van bevindingen opstellen of letsel beoordelen. Verder verwijst eiseres naar een aantal aandachtspunten opgesteld door veterinair deskundige W.J. Tondeur over het vaststellen van vangletsel aan de slachtlijn en over alternatieve methoden om vangletsel te verminderen. Zo maakt hij kanttekeningen bij de betrouwbaarheid en representativiteit van de vangletseltellingen, vraagt zich af waarom niet een methode van digitale (video)monitoring wordt toegepast en adviseert hij om het boetesysteem voor deze zaken stop te zetten en in een gezamenlijke aanpak met de sector tot vermindering van vangletsel te komen.
6.1.
In een geval als het onderhavige waarin een boete is opgelegd rust de bewijslast dat sprake is van een overtreding, gelet op het vermoeden van onschuld, op het bestuursorgaan dat de boete heeft opgelegd. Volgens vaste jurisprudentie van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) [2] , mag een bestuursorgaan in beginsel uitgaan van de bevindingen in een rapport van bevindingen, indien de controle is verricht en het rapport is opgemaakt door een hiertoe bevoegde toezichthouder en het rapport zelf geen grond biedt om aan de juistheid van de bevindingen te twijfelen. Een toezichthouder wordt geacht te beschikken over de benodigde expertise om het wettelijk geregelde toezicht te houden. Aan de bevindingen van een toezichthouder van de NVWA kan daarom niet lichtvaardig voorbij worden gegaan. Indien de bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd.
6.2.
De rechtbank stelt vast dat het rapport van bevindingen is opgemaakt door een toezichthouder in hoedanigheid van (deskundig) dierenarts. De rechtbank ziet in de algemene stellingen van eiseres geen aanleiding om te twijfelen aan de deskundigheid van de toezichthouder noch aan de juistheid van diens rapport van bevindingen. In het rapport is duidelijk beschreven wat de toezichthouder aan letsel heeft gezien: het soort letsel en de kleur en grootte van de geconstateerde bloedingen is beschreven. Ook staat in het rapport dat er volgens de werkinstructie K-PL-WLZ-WV01 bijlage 7 is geteld. In die werkinstructie staat dat alleen bloedingen worden geteld die minimaal drie centimeter groot en donkerrood tot paars van kleur zijn. Uit het rapport van bevindingen blijkt voldoende duidelijk dat de toezichthouder dit heeft gedaan. Voorts blijkt uit het rapport van bevindingen ook duidelijk dat de telling is uitgevoerd bij de kippen van eiseres. De toezichthouder heeft daartoe de actuele slachtinformatie vergeleken met de aanvoerplanning en het VKI-formulier en heeft ook navraag gedaan bij de exploitant die bevestigde dat het koppel van eiseres was. Bij het rapport zijn ook stukken gevoegd, zoals de slachtplanning, weegbonnen, afkeurbewijzen en het VKI-formulier. Ook de foto’s die bij het rapport zijn gevoegd geven geen reden voor twijfel aan de inhoud van het rapport. Op de zitting heeft verweerder afdrukken van de foto’s in kleur getoond en eiseres heeft toen wel erkend dat op in elk geval twee foto’s donkerrode tot paarse bloedingen te zien zijn. Daarbij, zoals verweerder heeft toegelicht en ook uit het rapport van bevindingen blijkt, dienen deze foto’s alleen ter illustratie van wat de toezichthouder aan letsel in het koppel heeft aangetroffen. Het zijn geen foto’s van de getelde bloedingen. Ten aanzien van het bewijs van afkeuring overweegt de rechtbank dat dit betrekking heeft op ziekelijke afwijkingen als gevolg waarvan het vlees moet worden afgekeurd; het heeft geen betrekking op aspecten van dierenwelzijn waaronder vangletsel. Zoals het CBb [3] ook heeft overwogen, is een eventuele discrepantie tussen een bewijs van afkeuring en een rapport van bevindingen van een vangletseltelling daarom geen aanwijzing dat de vangletseltelling onjuist was. In de verwijzing door eiseres naar 15 andere vangletselzaken waarin de boetes zijn herroepen ziet de rechtbank ook geen reden om aan de inhoud van het rapport van bevindingen in deze zaak te twijfelen. Immers, eiseres heeft niet betwist dat de redenen waarom in die zaken de boetes zijn herroepen [4] , zich in de boetezaak van eiseres niet voordoen. Evenmin ziet de rechtbank in die redenen grond om in het algemeen te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de vangletseltelling door de toezichthouder of het daarvan opgemaakte rapport.
6.3.
Het CBb heeft meermaals geoordeeld dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat de door de toezichthouder gebruikte methode van het vaststellen van vangletsel aan de slachtlijn niet deugdelijk is [5] . De rechtbank ziet in het door eiseres aangevoerde en de door haar ingebrachte aandachtspunten van W.J. Tondeur geen aanleiding voor een ander oordeel en overweegt daartoe het volgende.
6.3.1.
Verweerder maakt voor de vaststelling van de ouderdom van een bloeding gebruik van een glijdende schaal. Zoals het CBb [6] heeft overwogen kan daaruit worden afgeleid dat als een bloeding donkerrood of paars is, deze niet recent is veroorzaakt. Het tijdstip waarop de kleur van een bloeding van rood zal overgaan naar donkerrood of paars is afhankelijk van de aard, ernst en plaats van het letsel, maar het CBb acht het voldoende aannemelijk dat een in het slachthuis geconstateerde bloeding van drie centimeter die niet helderrood maar donkerrood of paars is, duidt op letsel dat reeds tijdens het vangen is ontstaan. Weliswaar is de kleurentabel afkomstig uit een al ouder onderzoeksrapport, maar zoals volgt uit een uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank [7] is een soortgelijk onderzoek herhaald in 2020 en kwamen daar dezelfde conclusies uit naar voren. Daarnaast volgt ook uit het door verweerder genoemde WUR-rapport [8] uit 2019 dat het scoren van grote bloedingen in de slachtlijn na het plukken, een valide methode lijkt voor het vaststellen van vleugelbloedingen veroorzaakt door het vang- en laadproces.
6.3.2.
De rechtbank vindt het ook voldoende aannemelijk dat het verschil in kleur tussen een verse bloeding en die van een oudere bloeding en de grootte ervan door een deskundig dierenarts goed kan worden vastgesteld en ziet zich hierin bevestigd door het CBb [9] . Zo oordeelt het CBb dat een toezichthouder voldoende geoefend en deskundig wordt geacht om, ook bij een hoge bandsnelheid van 13.500 kuikens per uur zoals hier het geval is, accuraat gedurende twee keer twee minuten donkerrode tot paarse bloedingen met een lengte van minimaal 3 cm te tellen. De toezichthouders zijn erop getraind om dit met het blote oog vast te stellen en bij twijfel wordt een bloeding niet meegeteld. De rechtbank ziet dan ook geen grond voor het oordeel dat de huidige wijze van het vaststellen van vangletsel onbetrouwbaar of onzorgvuldig is. Reeds daarom treffen de opmerkingen van W.J. Tondeur over digitale monitoring geen doel. Bovendien zien zijn opmerkingen op camerasystemen die door slachterijen zelf zouden moeten worden geïnstalleerd en die bovendien deels nog in ontwikkeling zijn binnen een lopend Europees project. Daarbij wijst de rechtbank ook nog op een uitspraak van 6 juni 2023 [10] waarin een toelichting van verweerder over cameramonitoring is opgenomen en waarin de rechtbank oordeelt dat verweerder deugdelijk heeft gemotiveerd waarom er op dit moment nog niet voor is gekozen om de vangletseltelling in het slachthuis met een camera vast te leggen.
6.3.3.
De aanbeveling van W.J. Tondeur om vangletsel vast te stellen tijdens het vangen in de stal doet er niet aan af dat het vaststellen van vangletsel in het slachthuis aan de slachtlijn als deugdelijk is beoordeeld. Bovendien heeft verweerder toegelicht dat het in een stal juist moeilijker is om op vangletsel te controleren. Anders dan in de stal, zijn bloedingen op het moment van de tellingen in het slachthuis goed zichtbaar, omdat dan de kuikens van hun verenkleed zijn ontdaan. Daarnaast heeft volgens verweerder ervaring uit het verleden geleerd dat er voorzichtiger wordt gevangen als NVWA-toezichthouders daarbij aanwezig zijn.
6.3.4.
Weliswaar kan ook na het vangen bij de kuikens letsel (of schade) ontstaan, maar verweerder heeft in deze zaak en eerdere zaken bij de rechtbank en het CBb [11] voldoende gemotiveerd dat het door de toezichthouder getelde letsel niet tijdens transport of op het slachthuis kan zijn ontstaan. Zo is toegelicht dat letsel dat bij het transport zou kunnen ontstaan voornamelijk andersoortig letsel betreft en zal bij een incident of ongeval tijdens transport een aanzienlijk groter deel van de kuikens (30-40%) daardoor letsel oplopen dan het hier vastgestelde percentage. Bovendien volgt uit het (naar waarheid opgemaakte) rapport dat de toezichthouder uit navraag bij het slachthuis bleek dat er tijdens het transport niets was gebeurd wat letsels van deze aard heeft kunnen doen ontstaan. De rechtbank ziet geen reden daaraan te twijfelen. De enkele stelling van eiseres dat het in haar visie een standaard tekstblok betreft, is daartoe onvoldoende.
6.3.5.
Ten aanzien van de opmerkingen van W.J. Tondeur over de representativiteit van de tellingen overweegt de rechtbank dat uit het rapport van bevindingen blijkt dat de toezichthouder twee minuten heeft geteld om 14.37 uur en 15.00 uur. Dit is conform de werkinstructie, waarmee wordt gegarandeerd dat kuikens uit tenminste twee verschillende containers worden geteld. Zoals het CBb heeft overwogen hoeft verweerder zich er niet van te vergewissen dat de vangletseltelling representatief is voor het gehele koppel. Op grond van de Transportverordening mag immers aan geen enkel kuiken vangletsel worden toegebracht. Verweerder hanteert alleen een grenswaarde van twee procent alvorens handhavend wordt opgetreden tegen geconstateerd vangletsel. Het CBb acht de toepassing van deze handhavingsnorm door de minister niet onredelijk of anderszins onjuist. [12]
6.4.
Gelet op al het voorgaande staat voor de rechtbank voldoende vast dat het letsel dat de toezichthouder heeft gezien en geteld bij de kuikens van eiseres tijdens het vangen moet zijn veroorzaakt. Verweerder heeft dus terecht vastgesteld dat eiseres de overtreding heeft begaan en was bevoegd [13] om eiseres daarvoor een boete op te leggen. De rechtbank vindt het opleggen van een boete voor vangletsel niet disproportioneel. Het doel van de boete is immers ook het voorkomen van herhaling en verweerder heeft onder verwijzing naar inspectieresultaten van de NVWA toegelicht dat bij bedrijven die in het verleden meermaals werden beboet voor vangletsel, thans (bijna) geen overtredingen met betrekking tot vangletsel meer worden vastgesteld. Ten aanzien van de hoogte van de boete overweegt de rechtbank dat de wetgever al een afweging heeft gemaakt welke boete bij deze overtreding evenredig is. Voor deze overtreding wordt [14] in beginsel een boete van € 1.500,- opgelegd, zoals hier ook is gebeurd. De rechtbank vindt dit boetebedrag niet onredelijk. Het met de Transportverordening gediende doel - het waarborgen van het dierenwelzijn - staat voorop. Bij het (laten) vangen door eiseres is een groot aantal kuikens letsel, pijn en lijden berokkend. Terecht merkt verweerder dit aan als een ernstige overtreding. Eiseres heeft geen omstandigheden aangevoerd die grond zijn voor matiging van de boete. Ook de rechtbank is daarvan niet gebleken. De rechtbank vindt de opgelegde boete van € 1.500,- evenredig.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is dus ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.J. Adriaansen, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.L. van der Duijn Schouten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 december 2023.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kunnen zij de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kunnen zij de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG
2.onder meer herhaald in ECLI:NL:CBB:2022:168
4.namelijk omdat er tijdens de telling ook was gefilmd of omdat niet duidelijk was of louter donkerrode tot paarse bloedingen waren geteld
8.‘Letsel en schade bij vleeskuikens als gevolg van vangen, transport en handelingen aan de slachtlijn’, M. Gerritzen e.a., Wageningen University Research 2019
13.op grond van artikel 8.7 van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 8.6 van de Wet dieren en artikel 4.8 van de Regeling houders van dieren
14.op grond van de Bijlage bij de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 2.2 van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren