ECLI:NL:RBROT:2020:2389
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van beroep en terugvordering bijstandsuitkering na afloop beroepstermijn
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Nissewaarde. De eiseres had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van haar bijstandsuitkering, die met terugwerkende kracht was ingetrokken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemachtigde van eiseres op 21 oktober 2019 het beroep tegen het bestreden besluit heeft ingetrokken, maar op 22 oktober 2019 heeft geprobeerd deze intrekking ongedaan te maken. De rechtbank oordeelt dat deze poging te laat was, aangezien deze buiten de beroepstermijn viel. De rechtbank benadrukt dat een bevoegdelijk gedane intrekking van een beroep fataal is en dat er slechts in uitzonderlijke gevallen, zoals bij dwaling of bedrog, teruggekomen kan worden op een intrekking.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de gedragingen van de gemachtigde van eiseres aan haar kunnen worden toegerekend, en dat er geen sprake was van een wilsgebrek. De rechtbank verklaart het beroep tegen het eerste bestreden besluit niet-ontvankelijk, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van het beroep plaatsvond. Wat betreft het tweede bestreden besluit, dat betrekking had op de terugvordering van de bijstandsuitkering, oordeelt de rechtbank dat dit ongegrond is, omdat de intrekking van de bijstandsuitkering onherroepelijk is geworden. De rechtbank concludeert dat de intrekking was gebaseerd op het niet naleven van de inlichtingenplicht en dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De rechtbank wijst de verzoeken van eiseres af en legt geen proceskostenveroordeling op.