ECLI:NL:CRVB:2018:4021
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen intrekking IOAW-uitkering en terugvordering door college van burgemeester en wethouders van Ouder-Amstel
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de intrekking van de IOAW-uitkering van appellanten door het college van burgemeester en wethouders van Ouder-Amstel. Appellanten ontvingen een uitkering ingevolge de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) naar de norm voor gehuwden. Het college heeft de uitkering ingetrokken omdat appellanten geen inzicht hebben gegeven in de herkomst van stortingen op hun bankrekeningen. Het college heeft vervolgens ook de gemaakte kosten van de uitkering teruggevorderd. Appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen de intrekking en de terugvordering, maar het college heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. De rechtbank heeft het beroep tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
In hoger beroep hebben appellanten aangevoerd dat de intrekking en de terugvordering als één geheel moeten worden gezien, maar de Raad oordeelt dat dit niet het geval is. De Raad bevestigt dat het bezwaar tegen de intrekking te laat is ingediend en dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien. De Raad concludeert dat het college terecht de IOAW-uitkering heeft ingetrokken en de terugvordering heeft doorgezet. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.