ECLI:NL:CRVB:2015:1014

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 maart 2015
Publicatiedatum
1 april 2015
Zaaknummer
14-6514 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van hoger beroep en de gevolgen daarvan in bestuursrechtelijke procedures

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep onder zaaknummer 14/6514 ZW. De appellant, vertegenwoordigd door advocaat A.M.C. van Dalen, had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg van 28 oktober 2014. Op 23 januari 2015 heeft de appellant echter het hoger beroep ingetrokken, wat door de Raad als rechtsgeldig is beschouwd. De appellant gaf aan dat de intrekking berustte op een misverstand over de proceskostenvergoeding, maar de Raad oordeelde dat de intrekking van het hoger beroep niet meer ongedaan kon worden gemaakt. Dit is in lijn met de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht, die stellen dat een eenmaal ingetrokken hoger beroep niet kan worden herroepen, tenzij dit binnen de hoger beroepstermijn gebeurt of er sprake is van een wilsgebrek. De Raad concludeerde dat er geen wilsgebrek was en verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk. De uitspraak benadrukt de strikte regels rondom de intrekking van hoger beroep in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

Datum uitspraak: 18 maart 2015
14/6514 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 28 oktober 2014, 14/695 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft A.M.C. van Dalen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en op 22 januari 2015 een nieuw besluit genomen.
Bij brief van 23 januari 2015 heeft appellant het hoger beroep ingetrokken.
Bij brief van 5 maart 2015 heeft appellant meegedeeld dat de brief van 23 januari 2015 berust op een misverstand omdat appellant er abusievelijk vanuit ging dat de proceskostenvergoeding voor het hoger beroep al door het Uwv was betaald. Appellant heeft de Raad verzocht te willen bevorderen dat alsnog een uitspraak wordt gedaan over de vergoeding van die proceskosten.

OVERWEGINGEN

Op grond van artikel 6:21, eerste lid, en artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht kan het hoger beroep schriftelijk worden ingetrokken. Behoudens in de gevallen waarin de intrekking van het hoger beroep onbevoegdelijk is afgegeven dan wel de intrekking binnen de hoger beroepstermijn wordt herroepen, kan een eenmaal ingetrokken hoger beroep niet meer ongedaan worden gemaakt, tenzij er sprake zou zijn van een wilsgebrek.
Bij brief van 23 januari 2015 is het hoger beroep door mr. Van Dalen bevoegdelijk en zonder enig voorbehoud ingetrokken. Van een herroeping van de intrekking binnen de hoger beroepstermijn is geen sprake. Niet gebleken is dat de intrekking van het hoger beroep berust op een wilsgebrek.
Het hoger beroep is rechtsgeldig ingetrokken. Deze intrekking kan niet meer ongedaan worden gemaakt. Gelet op hetgeen door de Hoge Raad onder 3.3 is overwogen in zijn arrest van
23 september 2011, ECLI:NL:HR:2013:BT2297, betekent dit dat het hoger beroep
niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2015.
(getekend) G.A.J. van den Hurk
(getekend) P. Boer
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.

TM