Uitspraak
16.6121 PW, 17/327 PW, 17/716 PW, 17/1694 PW
OVERWEGINGEN
.Tegen deze besluiten heeft appellante geen rechtsmiddelen aangewend.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan over de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 13 april 2010 bijstand ontving op basis van de Participatiewet. De zaak kwam aan het licht na een anonieme melding dat appellante zich ook in Engeland en België had gemeld voor sociale voorzieningen. Een onderzoek door de Dienst Werk en Inkomen van de gemeente Amsterdam leidde tot de conclusie dat appellante in België verbleef en daar werkte, wat zij ontkende en betitelde als identiteitsfraude. De Raad oordeelde dat het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam terecht de bijstand heeft opgeschort en ingetrokken, omdat appellante niet de gevraagde documenten heeft overgelegd en niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij slachtoffer was van identiteitsfraude. De Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank Amsterdam, die de beroepen van appellante ongegrond had verklaard. De Raad benadrukte dat de last om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan, in beginsel op het bijstandverlenend orgaan rust, maar dat appellante niet in haar bewijsvoering is geslaagd. De Raad concludeerde dat de terugvordering van de bijstandsuitkeringen niet leidt tot onaanvaardbare gevolgen voor appellante, en dat het college bevoegd was om de aanvraag van appellante buiten behandeling te stellen wegens het niet aanleveren van noodzakelijke gegevens.