ECLI:NL:RBROT:2018:6865
Rechtbank Rotterdam
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep en verzoek om schadevergoeding wegens niet tijdig voldoen griffierecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 augustus 2018 uitspraak gedaan in het verzet van een eiser tegen een eerdere uitspraak van 7 juni 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser in verzuim is geweest om het verschuldigde griffierecht tijdig te voldoen, wat heeft geleid tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep. De eiser heeft in zijn verzetschrift aangevoerd dat deze niet-ontvankelijkheid niet betekent dat de bestuursrechter niet meer gehouden is om te beslissen op het verzoek om schadevergoeding. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de reden voor de niet-ontvankelijkheid van het beroep bepalend is voor de vraag of het verzoek om schadevergoeding ook niet-ontvankelijk is. De rechtbank verwijst naar vaste rechtspraak die stelt dat het niet voldoen van het griffierecht, net als misbruik van recht, de toegang tot de rechter raakt, waardoor een aanvullend verzoek dat samenhangt met het oorspronkelijke verzoek eveneens niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding ook niet-ontvankelijk verklaard, omdat het verzuim van het griffierecht in het beroep met zich meebrengt dat het bestreden besluit in rechte vaststaat. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.