ECLI:NL:CRVB:2011:BU2996

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/3983 WUV-V + 10/3987 WUV-V + 10/3988 WUV-V + 10/3991 WUV-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake besluiten Sociale verzekeringsbank

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 november 2011 uitspraak gedaan over het verzet dat door appellanten is ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 14 juni 2011. De appellanten, wonende in Indonesië, hadden beroep ingesteld tegen vier besluiten van de rechtsvoorgangster van de Sociale verzekeringsbank (Svb) van 25 februari 2010. De Raad heeft het beroep echter niet-ontvankelijk verklaard, omdat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. Tijdens de zitting op 27 september 2011 zijn de partijen niet verschenen, wat de behandeling van het verzet bemoeilijkte.

De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat twee van de vier besluiten geen beslissingen op bezwaar zijn, maar primaire besluiten. Dit betekent dat de doorzending van het beroepschrift aan de Svb voor behandeling als bezwaarschrift niet noodzakelijk was. De Raad concludeert dat, indien de besluiten alsnog zouden worden doorgezonden, de Svb geen ander besluit zou kunnen nemen dan een niet-ontvankelijkverklaring van de bezwaren. Dit alles leidt de Raad tot de conclusie dat het verzet ongegrond moet worden verklaard.

De Raad heeft geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen en heeft appellanten erop gewezen dat tegen de vier besluiten van 25 februari 2010 geen rechtsmiddel meer kan worden aangewend. De uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van griffier D.W.M. Kaldenhoven, en is openbaar uitgesproken op 1 november 2011.

Uitspraak

10/3983 WUV-V
10/3987 WUV-V
10/3988 WUV-V
10/3991 WUV-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 17 van de Beroepswet in verband met de gedingen tussen:
[appellante 1], [appellant 2], [appellant 3] en [appellante 4], wonende te [woonplaats] (Indonesië), (hierna: appellanten),
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb), verweerder
Datum uitspraak: 1 november 2011
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 17 van de Beroepswet van 14 juni 2011 heeft de Raad het door/namens appellanten ingestelde beroep tegen vier besluiten van de rechtsvoorgangster van de Svb van
25 februari 2010 niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 14 juni 2011 is door/namens appellanten verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 27 september 2011, waar partijen met voorafgaand bericht niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 14 juni 2011 berust op de overwegingen dat het - gezamenlijke - beroepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellanten niet in verzuim zijn geweest.
De Raad ziet in hetgeen appellanten in verzet hebben aangevoerd, geen grond voor het oordeel dat de uitspraak van de Raad van 14 juni 2011 onjuist is.
Wel stelt de Raad vast dat twee van de vier besluiten van 25 februari 2010 geen beslissingen op bezwaar zijn, maar primaire besluiten. De op grond van artikel 6:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht voorgeschreven doorzending van het beroepschrift voor zover gericht tegen de twee primaire besluiten aan de rechtsvoorgangster van de Svb ter behandeling als bezwaarschrift, is echter achterwege gebleven. Indien de Raad deze besluiten alsnog zou doorzenden, zou de Svb geen ander besluit kunnen en mogen nemen dan niet-ontvankelijkverklaring van de bezwaren. Dat volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen. Uit een oogpunt van definitieve beslechting van het geschil zal de Raad daarom doorzending ook nu achterwege laten.
Het verzet moet ongegrond worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.
Ter voorlichting van appellanten wijst de Raad er nog op dat deze uitspraak meebrengt dat tegen de vier besluiten van 25 februari 2010 geen rechtsmiddel meer kan worden aangewend.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van
D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
1 november 2011.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) D.W.M. Kaldenhoven.
CVG