Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 14 mei 2025 in de zaak tussen
[eiseres] , uit [vestigingsplaats] , eiseres
[naam]uit [woonplaats] (de werknemer).
Inleiding
Feiten en omstandigheden
Beoordeling door de rechtbank
In die rechtspraak lijkt er geen ruimte te zijn voor de situatie dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd te twijfelen aan het advies van de bedrijfsarts. De rechtbank is op basis van artikel 65 van de Wet WIA van oordeel dat die ruimte er bij het opleggen van loonsancties die een (zeer) belastend karakter hebben, wel behoort te zijn. De norm dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd het advies van de bedrijfsarts in twijfel te trekken, is enigszins vergelijkbaar met de norm die de overheid voor zichzelf heeft neergelegd in artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht. Daarin is bepaald dat als een besluit berust op een onderzoek naar feiten en gedragingen dat door een adviseur is verricht, het bestuursorgaan zich ervan dient te vergewissen dat dit onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Met een dergelijke benadering in loonsanctiezaken wordt meer recht gedaan aan het bepaalde in artikel 65 van de Wet WIA.”
OCTAS adviseert in haar rapport bij de maatregelen in de wachttijd, de eerste 104 weken van ziekte, dat UWV bij de toetsing van het re-integratieverslag uit mag gaan van vertrouwen in het werk van de bedrijfsarts. Hierdoor vervalt één van de grondslagen tot een verlenging van de loondoorbetalingsverplichting (loonsanctie). Deze maatregel is uitgewerkt in een fiche en komt overeen met het per mei 2023 ingetrokken wetsvoorstel. Bij alle drie de varianten adviseert OCTAS deze maatregel ter verbetering van het arbeidsongeschiktheidsstelsel.” [17] Op grond hiervan komt wat de rechtbank betreft geen doorslaggevende betekenis meer toe aan het tweede argument tegen de door haar voorgestelde nuancering, zoals in essentie ook door eiseres is bepleit. Het is wel zo dat dit regeringsstandpunt niet betekent dat meteen de wet is gewijzigd. Maar daar staat dan weer tegenover dat de door de rechtbank aangebrachte nuancering op de ‘voor rekening en risico’-rechtspraak (veel) minder verstrekkend is dan het genoemde wetsvoorstel. Het wetsvoorstel houdt immers in dat het UWV uitgaat van de weergave van de arbeidsongeschiktheid door de bedrijfsarts. Discussie daarover is dan in principe niet meer mogelijk. Dat laatste is met de hiervoor bedoelde nuancering van de rechtbank nog altijd (en in ruime mate) mogelijk.
equality of arms). In die benadering past het niet dat als de overheid een deskundigenadvies aan haar besluitvorming ten grondslag legt, zij zich er slechts van hoeft te vergewissen dat dit advies zorgvuldig tot stand is gekomen terwijl de burger (of een bedrijf) in zo’n geval risico-aansprakelijk is voor de inhoud daarvan. Met de hiervoor in overweging 5.2. weergegeven nuancering op de voor rekening en risico’-rechtspraak wil de rechtbank bij al deze ontwikkelingen aansluiten.
Volgens de bedrijfsarts is werknemer ten tijde van het arbeidsdeskundig onderzoek niet belastbaar voor arbeid op dit moment. Echter na zijn medische behandeling zijn er misschien weer mogelijkheden. Op basis van het gesprek met werknemer, de aangegeven beperkingen door de bedrijfsarts, kan ik dit op arbeidsdeskundige gronden niet onderschrijven. Mijns inziens is werknemer belastbaar voor arbeid waarbij hij kan afwisselen van houding en zeer beperkt hoeft te werken met toetsenbord en muis(…).”
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 21 september 2023;
- herroept het primaire besluit van 3 maart 2023;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde bestreden besluit;
- bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 365 aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het UWV tot betaling van € 2.461 aan proceskosten aan eiseres.