Uitspraak
SAMENVATTING
.
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
11 maart 2021 ten grondslag.
re-integratiekansen zijn gemist. Werknemer werd in staat geacht om fulltime te werken. Werknemer was voor 24 uur per week werkzaam met een loonwaarde van 60%. Er kan dan ook niet gesproken worden van een bevredigend re-integratieresultaat. Voor wat betreft het missen van re-integratiekansen is door appellante geen deugdelijke grond aangevoerd.
Oost-Brabant van 11 februari 2022 [1] waarop appellante een beroep heeft gedaan, geen sprake is van een situatie waarin een bedrijfsarts een – achteraf bezien – onjuist advies heeft gegeven. De rechtbank heeft geoordeeld dat appellante niet, zoals zij heeft gesteld, steeds de medische adviezen van de bedrijfsarts heeft gevolgd maar veeleer zelf, in overleg met werknemer, heeft besloten dat een uitbreiding van uren kennelijk niet haalbaar was. Het Uwv heeft volgens de rechtbank dan ook terecht een loonsanctie opgelegd.
30 maart 2022 een WIA-uitkering is toegekend. Daaraan ligt volgens appellante ten grondslag dat werknemer zijn werk als projectmanager voor 40 uur per week niet meer volledig kan vervullen en dat zijn huidige werk als planner voor 32 uur per week past bij zijn functionele mogelijkheden. Volgens appellante heeft de rechtbank voorts ten onrechte geoordeeld dat de medische adviezen van de bedrijfsarts niet zijn opgevolgd en appellante zelf in overleg met werknemer zou hebben besloten dat een uitbreiding van de uren niet haalbaar was. Appellante en werknemer hebben de adviezen van de bedrijfsarts steeds correct opgevolgd en hebben daarmee adequaat gehandeld. Er is sprake geweest van meerdere pogingen om de uren uit te breiden, wat telkens niet lukte. Het feit dat er nog geen medische noodzaak voor een urenbeperking is aangetoond en verder specialistisch onderzoek nog loopt, betekent niet dat appellante, in afwijking van de adviezen van de bedrijfsarts, werknemer had moeten dwingen om meer te werken. Het is in strijd met artikel 65 van de Wet WIA als appellante gestraft wordt voor het feit dat zij die adviezen heeft opgevolgd. Daarbij moet worden meegenomen dat de adviezen van de bedrijfsarts niet altijd eenduidig zijn geweest. De rechtbank heeft volgens appellante ten onrechte niet in de lijn van haar uitspaak van 11 februari 2022 in haar voordeel beslist.
Het oordeel van de Raad
reintegratie-inspanningen niet in structurele arbeid met een loonwaarde van ten minste 65% van het oorspronkelijke loon had hervat en dat daarmee geen sprake is van een bevredigend resultaat als bedoeld in de Beleidsregels. Het Uwv kon daarom toekomen aan een beoordeling van de re-integratie-inspanningen van appellante.
11 januari 2021 sprak hij werknemer en hij zag geen motivatie om meer te werken dan 24 uur per week. Ook appellante was volgens de bedrijfsarts tevreden met de inzet van werknemer van 24 uur per week.
24 uur per week belastbaar was. Dat de door werknemer ervaren energetische beperkingen verband hielden met de destijds door de behandelaars voorgeschreven medicatie is door de verzekeringsarts bezwaar en beroep inzichtelijk weersproken en blijkt niet uit de voorhanden zijnde medische informatie.
re-integratie-inspanningen bij de begeleidende arbodienst of andere deskundige (bedrijfsarts en/of ingeschakelde derde) ligt. In dat geval kan de werkgever de betrokken dienstverlener civielrechtelijk aansprakelijk stellen.”
(TK 2004-2005, 29 814, nr. 6, blz. 20). Met de Wet verbetering poortwachter en de Wet verlenging loondoorbetalingsverplichting bij ziekte 2003 heeft de regering niet met deze koers willen breken, maar heeft zij de verantwoordelijkheid van de werkgever en de werknemer verder versterkt door voort te bouwen op hetgeen op dit punt al was bereikt (TK 2003-2004, 29 231, nr. 3, blz. 16). De verantwoordelijkheid van werkgever en werknemer impliceert verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de geleverde diensten door ingeschakelde deskundigen, zoals de arbodienst. […]”
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
W.R. van der Velde als leden, in tegenwoordigheid van S. Pouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 december 2023.