ECLI:NL:RBOBR:2022:1133
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak en informatieverplichtingen heffingsambtenaar
In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 25 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een woning in Nuenen. Eiser, de eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen de door de heffingsambtenaar vastgestelde waarde van € 351.000 per waardepeildatum 1 januari 2019. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een lagere waarde van € 331.000. De heffingsambtenaar had in de bezwaarfase een grondstaffel overgelegd, maar eiser vond deze onvoldoende duidelijk. De rechtbank oordeelde dat eiser in de bezwaarfase had moeten aangeven dat de informatie niet voldeed aan zijn informatiebehoefte, wat hij niet had gedaan. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar op grond van artikel 40 van de Wet WOZ niet verplicht was om de KOUDV- en liggingsfactoren te verstrekken, omdat hij had voldaan aan de eisen van de Uitvoeringsregeling instructie waardebepaling Wet WOZ. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog was en dat eiser zijn bepleite waarde niet had kunnen onderbouwen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard.