Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
’s-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vastgestelde WOZ-waarde van een winkelpand. De Heffingsambtenaar had de waarde van het pand vastgesteld op € 465.000 per 1 januari 2015, welke waarde door belanghebbende werd betwist. Belanghebbende stelde dat de waarde te hoog was en had een eigen taxatierapport overgelegd waarin de waarde op € 309.000 werd vastgesteld. Het Hof oordeelde dat de Heffingsambtenaar de waarde voldoende had onderbouwd met een taxatierapport en dat de oppervlaktematen van het pand correct waren vastgesteld. Het Hof concludeerde dat belanghebbende in redelijkheid geen andere keuze had dan hoger beroep in te stellen, maar dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd.