ECLI:NL:RBOBR:2022:423
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Waardering onroerende zaak en bewijsvoering in belastingrechtelijke geschillen
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant op 11 februari 2022, staat de waardering van een woning centraal in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Eiser, eigenaar van een hoekwoning, betwist de door de heffingsambtenaar van de gemeente Eindhoven vastgestelde waarde van € 244.000 per waardepeildatum 1 januari 2019. Eiser stelt dat de heffingsambtenaar andere vergelijkingsobjecten had moeten hanteren en dat de gehanteerde indexeringspercentages onvoldoende onderbouwd zijn. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar de waarde voldoende heeft onderbouwd met vergelijkingsobjecten en dat de door eiser aangedragen argumenten niet opwegen tegen de bewijsvoering van de heffingsambtenaar. De rechtbank wijst erop dat in het belastingrecht een vrije bewijsleer geldt, wat betekent dat het aan de partijen is om hun standpunten te onderbouwen. Eiser heeft niet aangetoond dat de waarde te hoog is vastgesteld en zijn beroep wordt ongegrond verklaard. De rechtbank benadrukt dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is en dat eiser geen onderbouwing heeft geleverd voor zijn bepleite waarde. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen.