ECLI:NL:RBOBR:2021:6599
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak en de onderbouwing daarvan
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 21 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een woning in Erp. De heffingsambtenaar van de gemeente Meierijstad had de waarde van de woning vastgesteld op € 333.000 per waardepeildatum 1 januari 2019. Eiser, eigenaar van de woning, betwistte deze waarde en stelde dat de woning slechts € 253.000 waard was. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing had geleverd voor de vastgestelde waarde, onder andere door het aanleveren van vergelijkingsobjecten en een taxatierapport. Eiser had zijn standpunt pas ter zitting onderbouwd, wat door de rechtbank als strijdig met de goede procesorde werd beschouwd. Hierdoor werd deze onderbouwing buiten beschouwing gelaten. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog was en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. A.F. Vink, rechter, in aanwezigheid van griffier M. Brok.