2.9.Het strafrechtelijk onderzoek heeft er toe geleid dat de rechtbank Amsterdam bij vonnis van 23 juni 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:3176, [gedaagde] strafrechtelijk heeft veroordeeld tot 160 uur taakstraf en een onvoorwaardelijke rijontzegging van een jaar wegens overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (als verkeersdeelnemer een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel veroorzaken).Daartoe heeft de rechtbank Amsterdam, voor zover van belang, het volgende overwogen: “4. Bewezenverklaring
De rechtbank heeft op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen die in de voetnoten worden genoemd de overtuiging gekregen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het primair ten laste gelegde en wel dat:
hij op 10 september 2019 (..) zich zodanig, te weten, zeer onvoorzichtig en onoplettend en onachtzaam heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (..) zwaar lichamelijk letsel, te weten bloedingen in de hersenen en een schedelfractuur en breuken van het bekken (os sacrum), werd toegebracht, bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de Stadhouderskade, komende uit de richting van de Overtoom, en gaande in de richting van het Vondelpark (Zandpad),
- terwijl het donker was,
- terwijl verdachte reed met een snelheid die hoger was dan de ter plaatse toegestane snelheid van 50 kilometer per uur,
verdachte is gekomen bij de kruising Stadhouderskade en Leidseplein,
verdachte is niet gestopt voor een in zijn richting gekeerd en voor het in zijn richting geldend en al 32,9 seconden rood uitstralend verkeerslicht,
verdachte heeft het rode licht gepasseerd en is vervolgens de kruising van de Stadhouderskade en Leidseplein opgereden met een snelheid tussen de 61 en 68 kilometer per uur, terwijl daar een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur geldend is,
verdachte heeft zich niet vergewist dat voornoemd kruisingsvlak vrij was van enig (kruisend) verkeer,
verdachte is vervolgens tegen een fietser, (..), die doende was bij groen licht voornoemde rijbaan (kruising) – gezien verdachtes rijrichting van links naar rechts – over te steken, aangereden,
ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] vorenomschreven zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
(..)
7. Motivering van de straffen
(..)7.3. Het oordeel van de rechtbank
De (..) strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straffen laten meewegen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval, zoals hiervoor is bewezen verklaard, waardoor [slachtoffer] zwaar gewond is geraakt. De rechtbank gaat voorbij aan de opmerking van de raadsman dat deelnemen aan het verkeer helaas risico nemen is. Verdachte is gaan autorijden en vormde daarmee een risico voor andere verkeersdeelnemers, in het bijzondere de zogeheten zwakke verkeersdeelnemers zoals fietsers en wandelaars. Verdachte heeft vervolgens niet opgelet en is niet voorzichtig geweest. Als hij dat wel had gedaan, dan was het ongeluk niet gebeurd.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank gelet op de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij sprake is van ernstige schuld en een slachtoffer met zwaar lichamelijk letsel, wordt ingevolge deze oriëntatiepunten als uitgangspunt een taakstraf van honderdzestig uren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van één jaar opgelegd.
Het verkeersongeval heeft grote gevolgen gehad voor [slachtoffer]. En, zo is gebleken uit de verklaring van [slachtoffer], heeft nog altijd ingrijpende gevolgen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel Justitie Documentatie van 4 mei 2021 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld. Het voornoemde oriëntatiepunt gaat uit van een verdachte met een blanco strafblad, zodat het ontbreken van een eerdere veroordeling geen gewicht in de schaal legt.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat er geen aanleiding is af te wijken van de hiervoor genoemde oriëntatiepunten. Zij acht een taakstraf van honderdzestig uur en als bijkomende straf een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van één jaar passend en geboden. (..)De rechtbank vindt de oplegging van deze bijkomende straf geboden en in proportie met het leed en het gevaar voor de verkeersveiligheid dat verdachte heeft veroorzaakt.”
Tegen dit vonnis van de rechtbank Amsterdam is geen hoger beroep ingesteld.