6.1.In r.o. 2.1. van het vonnis van 18 mei 2017 heeft de kantonrechter een beknopte opsomming gegeven van de feiten. Hieronder zal het hof een uitgebreider overzicht geven van de relevante feiten.
a. [appellant] heeft met Alianz ten behoeve van zijn auto (hierna: de auto) een zogenaamde allrisk-verzekeringsovereenkomst gesloten (hierna: de verzekeringsovereenkomst).
De verzekeringsovereenkomst is tot stand gekomen via een volmachtkantoor.
Op de verzekeringsovereenkomst zijn de Verzekeringsvoorwaarden Motorrijtuigenverzekering voor personenauto’s en motoren (hierna: de verzekeringsvoorwaarden, onderdeel van prod. 1 bij conclusie van antwoord) van toepassing.
b. In de nacht van 13 op 14 februari 2015 bestuurde [appellant] na afloop van een carnavalsfeest de auto, met echtpaar [het echtpaar] als passagiers. [appellant] heeft toen deelgenomen aan een alcoholcontrole. De politie heeft vervolgens vastgesteld dat [appellant] onder invloed van een te hoog percentage aan alcohol verkeerde en heeft het rijbewijs van [appellant] ingevorderd.
c. [appellant] heeft via een op 23 februari 2015 ondertekend aanrijdingsformulier (prod. 2 bij conclusie van antwoord) schade aan de auto gemeld bij het volmachtkantoor en verzocht om vergoeding. Op het formulier heeft hij vermeld dat de schade is ontstaan op 13 februari 2015 om 10:30 uur.
d. De aldus geclaimde schade aan de auto (hierna: de geclaimde schade) is door expert ITEB B.V. (ingeschakeld door het volmachtkantoor) gecalculeerd op € 3.478,69 inclusief BTW (zie prod. 1 bij inl. dagvaarding).
e. Allianz is niet tot uitkering van de geclaimde schade overgegaan. Zij heeft het volmachtkantoor opdracht gegeven de verzekeringsovereenkomst te beëindigen per 1 maart 2016. Daarnaast heeft zij de persoonsgegevens van [appellant] : (i) opgenomen in haar interne register, (ii) geplaatst in de databank van de Stichting Centraal Informatiesysteem (hierna: CIS) en (iii) gemeld bij het Centrum Bestrijding Verzekeringscriminaliteit (hierna: CBV). In haar brief van 8 juli 2016 (prod. 7 bij inl. dagvaarding) heeft Allianz vermeld dat als gevolg van de hiervoor met (ii) aangeduide registratie alle financiële bedrijven in Nederland kunnen zien dat er bij Allianz is gefraudeerd (door [appellant] ). Het doel van de met (iii) aangeduide melding van fraude is volgens Allianz om de financiële sector veilig en integer te houden.
6.2.1.In eerste aanleg heeft [appellant] , samengevat, gevorderd:
Allianz te veroordelen de beëindiging van de verzekeringsovereenkomst ongedaan te maken, althans de verzekeringsovereenkomst voort te zetten, althans Allianz te veroordelen met [appellant] per datum beëindiging van de verzekeringsovereenkomst een nieuwe verzekeringsovereenkomst te sluiten, op dezelfde voorwaarden als die golden ten tijde van de onderhavige schade, althans die zouden hebben gegolden indien de onderhavige schade op reguliere/gebruikelijke wijze zou zijn afgewikkeld, op verbeurte van een dwangsom van € 500,-- per dag of gedeelte daarvan dat Allianz weigert of nalaat gevolg te geven aan het vonnis;
Allianz te veroordelen het schadebedrag van € 3.478,69 te voldoen, vermeerderd met wettelijke rente;
Allianz te veroordelen buitengerechtelijke kosten van rechtsbijstand van € 11.799,59 te voldoen;
Allianz te bevelen alle registraties als bedoeld in alinea 23 van de dagvaarding ongedaan te maken/te verwijderen, onder gelijktijdige overlegging van een bewijs daarvan, op verbeurte van een dwangsom van € 500,-- per dag of gedeelte daarvan zolang Allianz niet aantoonbaar voldaan heeft aan het vonnis;
Allianz te veroordelen in de proceskosten.
6.2.2.Aan deze vordering heeft [appellant] , kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
Allianz heeft ten onrechte geweigerd tot uitkering van de geclaimde schade over te gaan. Zij heeft ten onrechte geconcludeerd dat de schade is ontstaan in de nacht van 13 op 14 februari 2015, toen [appellant] onder invloed van alcohol de auto bestuurde. Aldus is Allianz toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de verzekeringsovereenkomst. Niet alleen heeft [appellant] schade geleden doordat er vertraging is ontstaan in de betaling van de schadevergoeding, hij heeft ook kosten van rechtsbijstand moeten maken om via een voorlopig getuigenverhoor de wanprestatie van Allianz vastgesteld te krijgen. Verder dreigt [appellant] schade te lijden door de in- en externe registraties die Allianz heeft gedaan. Hierdoor zal het voor [appellant] onmogelijk, lastiger of duurder zijn om verzekeringen af te sluiten, aldus nog steeds [appellant] .
6.2.3.Allianz heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
6.3.1.In het tussenvonnis van 19 januari 2017 heeft de kantonrechter een comparitie van partijen gelast.
6.3.2.In het tussenvonnis van 18 mei 2017 heeft de kantonrechter een aantal vragen vermeld. De kantonrechter heeft [appellant] in de gelegenheid gesteld bij akte nadere informatie te geven en Allianz de gelegenheid gegeven om daar bij antwoordakte op te reageren.
6.3.3.In het tussenvonnis van 24 augustus 2017 heeft de kantonrechter [appellant] opgedragen “feiten en/of omstandigheden te bewijzen dat hij op 13 februari 2015 om 10:30 uur door onoplettendheid ergens tussen [plaats 1] en [plaats 2] met zijn auto in de berm is terechtgekomen”.
6.3.4.In het tussenvonnis van 11 januari 2018 heeft de kantonrechter geoordeeld dat [appellant] er niet in is geslaagd te bewijzen dat het schadevoorval op 13 februari 2015 om 10:30 uur heeft plaatsgevonden, zodat de vordering tot uitkering van de schadepenningen (vermeld in r.o. 6.2.1. onder 2 hierboven) niet kon worden toegewezen. Verder heeft de kantonrechter in dit vonnis geoordeeld dat Allianz onbetwist heeft gesteld dat de verzekering sowieso op 1 maart 2015 eindigde met een doorloop van twaalf maanden en op grond van artikel 7 van de toepasselijke algemene voorwaarden mocht worden beëindigd. Op grond hiervan heeft de kantonrechter geoordeeld dat de hierboven in r.o. 6.2.1. onder 1 vermelde vordering niet toewijsbaar was.
In het kader van de beoordeling van de vordering vermeld in r.o. 6.2.1. onder 4 (verwijdering registraties) heeft de kantonrechter Allianz ten aanzien van de externe verwijzingsregistratie/melding opgedragen “feiten en/of omstandigheden te bewijzen waaruit kan worden afgeleid dat [appellant] Allianz opzettelijk heeft misleid door te melden dat hij op 13 februari 2015 om 10:30 uur schade heeft opgelopen aan zijn auto.”
6.3.5.Nadat Allianz heeft afgezien van bewijslevering en heeft aangevoerd dat zij vrijwillig de persoonsgegevens van [appellant] zou laten verwijderen uit de externe verwijzingsregisters (CIS en CBV), heeft de kantonrechter eindvonnis gewezen op 5 april 2018. Daarin heeft de kantonrechter van alle vorderingen van [appellant] alleen de vordering tot verwijdering van de registratie/melding in/aan de twee genoemde externe registers toegewezen. Daartoe heeft de kantonrechter overwogen dat niet is komen vast te staan dat sprake is van de gestelde opzettelijke misleiding. De in dit verband gevorderde dwangsom heeft de kantonrechter afgewezen, omdat zij geen aanleiding zag er aan te twijfelen dat Allianz de persoonsgegevens van [appellant] vrijwillig zou laten verwijderen uit de externe verwijzingsregisters. De vordering tot verwijdering van die gegevens uit het interne register heeft de kantonrechter afgewezen, omdat [appellant] niet heeft betwist dat hiervoor een gerechtvaardigde overtuiging van fraude niet vereist is. Ook bovengenoemde vorderingen uit r.o. 6.2.1. onder 1 tot en met 3 heeft de kantonrechter afgewezen. Ten aanzien van de vordering betreffende de buitengerechtelijke kosten heeft de kantonrechter dit aldus gemotiveerd, dat er in deze procedure niet van uit kan worden gegaan dat Allianz ten opzichte van [appellant] wanprestatie heeft gepleegd. Tot slot heeft de kantonrechter [appellant] in de proceskosten veroordeeld.