ECLI:NL:OGEAC:2019:134

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
8 juli 2019
Publicatiedatum
9 juli 2019
Zaaknummer
CUR201902103
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een voorschot op schadevergoeding na auto-ongeluk met roekeloos rijgedrag

In deze zaak vordert eiseres, een inwoner van Curaçao, in kort geding een voorschot van NAf 29.508,31 op schadevergoeding van de verzekeringsmaatschappij Nagico, na een auto-ongeluk waarbij haar auto, bestuurd door haar zoon, schade heeft opgelopen. De verzekeraar heeft dekking geweigerd op basis van een uitsluitingsclausule in de polisvoorwaarden, die van toepassing zou zijn bij roekeloos rijgedrag. Eiseres stelt dat het ongeval is veroorzaakt doordat haar zoon moest uitwijken voor een andere auto en dat er geen sprake was van roekeloosheid of een straatrace. De rechter heeft de procedure beoordeeld aan de hand van de feiten en omstandigheden van de zaak, waaronder de snelheid van de bestuurder en de omstandigheden van het ongeval. De rechter oordeelt dat er onvoldoende bewijs is voor roekeloos rijgedrag en dat de vordering van eiseres voldoende hard is om in kort geding te worden toegewezen. De rechter wijst de vordering grotendeels toe, inclusief de proceskosten, en bepaalt dat Nagico moet betalen aan eiseres, met wettelijke rente vanaf de 15e dag na betekening van het vonnis.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[EISERES],
wonende in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. L.G.I. Voigt,
tegen
de rechtspersoon naar het recht van Sint Maarten
NAGICO INSURANCE,
gevestigd in Sint Maarten,
gedaagde,
gemachtigde: mr. E.J.J. Huizing.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Nagico worden genoemd.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 13 juni 2019, met producties;
- de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring;
- de productie van Nagico;
- de mail van mr. Voigt van 3 juli 2019;
- de mondelinge behandeling van 5 juli 2019;
-de pleitnotities van beide gemachtigden.
1.2.
Ter zitting heeft de rechter afwijzend beslist op het incidentele verzoek van Nagico tot oproeping van een derde in vrijwaring.
1.3.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1. [
eiseres] heeft haar auto, een Hyundai Tucson uit 2016, all risk verzekerd bij Nagico.
2.2.
De polisvoorwaarden bevatten (in artikel 12 sub ae) een uitsluitingsclausule voor dekking van aansprakelijkheid jegens derden in het geval
the Insured and/or driver was operating / driving the motor vehicle in a reckless or highly irresponsible way that can be considered gross neglicence of the part of the Insured and/or driver.
Volgens artikel 20 van de polisvoorwaarden zijn de uitsluitingen genoemd in artikel 12 “under d, e and h through ae” in beginsel ook van toepassing in het geval van schade aan de eigen auto.
2.3.
Op 24 februari 2019 is schade aan de verzekerde auto ontstaan. Op die dag is de auto, bestuurd door de zoon van [eiseres], op de Caracasbaaiweg van de weg geraakt en tegen de muur van villapark Zuurzak tot stilstand gekomen.
2.4.
Nagico heeft dekking geweigerd met een beroep op artikel 20 jo. 12 onder ae van de polisvoorwaarden.

3.Het geschil

3.1. [
eiseres] vordert in kort geding, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van Nagico tot betaling van NAf 29.508,31, vermeerderd met rente en op straffe van een dwangsom, met veroordeling in de kosten.
3.2.
Nagico voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, kosten rechtens.

4.De beoordeling

4.1. [
eiseres] heeft gesteld dat zij voor haar werk als sales representative dringend een auto nodig heeft, omdat zij zonder een auto geen klanten kan bezoeken. Dit belang heeft Nagico op zichzelf niet betwist. Wel heeft Nagico aangevoerd dat eventuele verzekeringspenningen niet aan [eiseres] maar aan haar financierende bank zullen worden uitgekeerd. Aan het spoedeisend belang doet dit naar het oordeel van het gerecht niet af. [eiseres] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij in geval van uitkering van de verzekeringspenningen haar huidige schuld aan de bank kan aflossen en vervolgens voor de aanschaf van een nieuwe auto een nieuwe lening kan afsluiten. Er is dus voldoende spoedeisend belang aanwezig.
4.2.
De vordering strekt tot betaling van een geldbedrag. Met betrekking tot een dergelijke vordering in kort geding is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
4.3.
Niet ter discussie staat dat de auto beschadigd is geraakt en dat dergelijke schade in beginsel gedekt is onder de verzekering.
4.4.
Nagico stelt zich echter op het standpunt dat dekking is uitgesloten, omdat de bestuurder “reckless or highly irresponsible” in de auto reed op het moment van het ongeval. Het gerecht begrijpt dat Nagico zich in dit verband beroept op het rapport van Forensys, waarin is opgemerkt dat “excessive speed” de oorzaak was van het ongeval, dat de geconstateerde “skid marks” een lengte hadden van bijna dertig meter en dat
Rumores ta kore ku tabata tin pustamente ku pasamentu di auto entre 44-26Y i un otro vehikulo.
Ook heeft Nagico gewezen op de eigen verklaring van de bestuurder dat hij op het moment van het ongeval 80 km/u reed, terwijl ter plaatse een maximum snelheid van 60 km/u is toegestaan.
4.5. [
eiseres] heeft dit betoog bestreden. Zij heeft erop gewezen dat het ongeval is ontstaan omdat de bestuurder moest uitwijken voor een auto die plotseling de weg opkwam, waarna hij de macht over het stuur is verloren. Van een straatrace was volgens [eiseres] geen sprake. Zij heeft er ook op gewezen dat de bestuurder jong is (19 jaar) en niet veel ervaring als chauffeur heeft.
4.6.
Onder roekeloosheid in de zin van artikel 7:952 BW wordt verstaan een in laakbaarheid aan opzet grenzende schuld. Voorheen werd dit begrip aangeduid als merkelijke of grove schuld. Nu in artikel 12 onder ae van de polisvoorwaarden hetzelfde begrip wordt gebruikt (“gross negligence”) en geen feiten zijn gesteld die tot een andere uitleg aanleiding geven, gaat het gerecht ervan uit dat dit begrip dezelfde betekenis heeft. Nagico kan zich dus beroepen op deze uitsluiting als de bestuurder zich zodanig laakbaar heeft gedragen dat dit grenst aan opzet.
4.7.
Naar het oordeel van het gerecht is daarvan niet gebleken.
4.8.
Van belang is in de eerste plaats dat onvoldoende grond bestaat om aan te nemen dat de bestuurder bezig was met een straatrace. De rapporteur van Forensys heeft dat weliswaar gesuggereerd op basis van “rumores”, maar Nagico heeft op geen enkele wijze geconcretiseerd waaruit die geruchten bestaan en waar die geruchten vandaan zijn gekomen. Ter zitting heeft Nagico mogelijke bronnen genoemd – omstanders, de chauffeur van de takelwagen – maar verder dan hypotheses is Nagico daarbij niet gekomen. Naar het oordeel van het gerecht had van Nagico verwacht mogen worden onderzoek te doen naar deze geruchten, bijvoorbeeld door de rapporteur van Forensys te horen. Dergelijk onderzoek heeft Nagico kennelijk niet verricht, terwijl inmiddels vier maanden sinds het ongeval zijn verstreken. Bij die stand van zaken kan Nagico zich niet verschuilen achter “rumores” over een straatrace.
4.9.
Waar dus niet kan worden aangenomen dat het ongeval tijdens een straatrace is gebeurd, resteert de vraag of de bestuurder anderszins roekeloos heeft gereden. De enige omstandigheid die mogelijk in die richting zou kunnen wijzen is de snelheid van de bestuurder: Nagico gaat er vanuit dat de bestuurder op het moment van het ongeval 80 km/u reed, en dat is 20 km/u harder dan toegestaan. Aangenomen dat ter plaatse inderdaad, zoals Nagico heeft gesteld, een maximumsnelheid van 60 km/u gold, heeft de bestuurder inderdaad aanzienlijk te hard gereden. De overschrijding van de maximumsnelheid is echter niet zodanig groot dat gesproken kan worden van een laakbaarheid die bijna net zo ernstig is als opzet. Ook vanwege louter de snelheid van de auto kan Nagico dus geen beroep doen op de uitsluiting wegens roekeloos rijgedrag.
4.10.
Het is denkbaar dat de (te hoge) snelheid heeft bijgedragen aan (de ernst van) het ongeval. Denkbaar is ook dat een chauffeur met meer ervaring in dezelfde omstandigheden niet de macht over het stuur zou hebben verloren. Dit zijn echter omstandigheden die er niet toe kunnen leiden dat alsnog sprake zou zijn van roekeloosheid in de hier bedoelde zin.
4.11.
Het voorgaande brengt mee dat [eiseres] een vordering op Nagico heeft die voldoende ‘hard’ is om in kort geding te worden toegewezen, terwijl ook aannemelijk is dat [eiseres] dringend behoefte heeft aan de verzekeringspenningen. Van omstandigheden die meebrengen dat sprake is van een bijzonder restitutierisico is niet gebleken.
4.12.
Ter onderbouwing van de hoogte van de vordering heeft [eiseres] een rapport van een schade-expert overgelegd. Deze expert komt uit op een schadebedrag van NAf 28.474,60, waarbij hij is uitgegaan van een restantwaarde van de auto van
NAf 3.000. Nagico heeft betoogd dat uitgegaan moet worden van een schadebedrag van NAf 21.537,01, uitgaande van een restantwaarde van NAf 10.768,50. Nagico heeft deze aanmerkelijk hogere restantwaarde echter niet onderbouwd. Anders dan [eiseres], heeft zij geen rapport ter onderbouwing van de schadeberekening overgelegd. In dit kort geding zal het gerecht dan ook uitgaan van de berekening die [eiseres] heeft gepresenteerd.
4.13. [
eiseres] vordert daarnaast een bedrag van NAf 1.105,71 ter zake van buitengerechtelijke kosten. Uit de onderbouwing blijkt dat NAf 125 besteed is aan de schade-expert (zie artikel 6:96 lid 2 onder b BW). Deze kosten zijn toewijsbaar. Het restant betreft kosten van de advocaat van [eiseres]. Deze vordering is niet toewijsbaar, omdat uit de stellingen van [eiseres] niet kan worden afgeleid dat deze kosten zijn gemaakt voor andere werkzaamheden dan die waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding pleegt in te houden.
4.14. [
eiseres] vordert de wettelijke rente met ingang van 26 april 2019. Zij heeft echter niet gesteld waarom Nagico in verzuim zou zijn met het doen van enige uitkering, laat staan dat dit verzuim per genoemde datum zou zijn ingetreden. De wettelijke rente zal worden toegewezen met ingang van de 15e dag na betekening van dit vonnis.
4.15. [
eiseres] vordert oplegging van een dwangsom. Deze vordering is niet toewijsbaar, omdat een dwangsom niet kan worden opgelegd in geval van veroordeling tot betaling van een geldsom (artikel 611a Rv).
4.16.
De vordering zal dus grotendeels worden toegewezen. Nagico zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Deze worden begroot op NAf 750 aan griffierecht, NAf 349,15 aan explootkosten en NAf 1.500 aan salaris.

5.De beslissing

Het Gerecht:

Rechtdoende in kort geding:
5.1.
veroordeelt Nagico tot betaling aan [eiseres] van NAf 28.599,60, te vermeerderen met wettelijke rente met ingang van de 15e dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van voldoening;
5.2.
veroordeelt Nagico in de proceskosten van [eiseres], begroot op NAf 2.599,15;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis in kort geding is gewezen door mr. Th. Veling, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar
uitgesproken op 8 juli 2019.