11.1.Eiser ontvangt volgens zijn eigen verklaring bijstand vanaf 2016. Op grond van artikel 17, eerste lid, van de Pw geldt voor iedereen die bijstand ontvangt de inlichtingenplicht. Uit het verslag van het gesprek met eiser op 15 augustus 2023 blijkt dat eiser daar ook wel van op de hoogte was. Op de zitting heeft eiser dit ook bevestigd en aangegeven dat hij wist dat hij wel spullen mocht verkopen, maar niet in de vorm van handel. De rechtbank overweegt verder dat voor zover bij eiser twijfels bestonden over wat wel of niet gemeld moet worden op grond van de inlichtingenplicht, het aan hem was om hier navraag naar te doen bij het college.
12. De rechtbank is dan ook van oordeel dat eiser redelijkerwijs had kunnen en moeten weten dat het hebben van een of meer Marktplaatsaccounts gevolgen kon hebben voor zijn uitkering, voor zover hij via die accounts professioneel of handelsmatige activiteiten verricht. Dit heeft het college verder niet expliciet of nadrukkelijk hoeven toelichten. Het ligt voor de hand dat als eiser heeft begrepen dat hij inkomsten moet melden bij het college, dit ook ziet op (inkomsten uit) professionele Marktplaatsadvertenties. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Kan het recht op bijstand alsnog worden vastgesteld?
13. Volgens eiser heeft hij altijd recht op bijstand gehad omdat hij de inlichtingenplicht niet heeft geschonden, aangezien geen inkomsten uit de verkoop op Marktplaats zijn aangetoond. Eiser stelt verder dat hij zeer veel schulden heeft en dat het college daarmee bekend is. Dat bij eiser sprake is van lagere uitgaven voor het levensonderhoud dan normaal gesproken, is daarvan een logisch gevolg. Ook heeft hij moeite met rondkomen omdat hij veel geld kwijt is aan eten voor zijn kinderen. Hij heeft door zijn schulden en uitgaven onvoldoende geld om zichzelf te verzorgen en eet daarom vaak bij vrienden en familie. Eiser stelt dat het college gelet op dit alles ten onrechte vindt dat zij het recht op bijstand niet kan vaststellen.
14. De rechtbank overweegt dat schending van de inlichtingenverplichting een rechtsgrond voor intrekking van de bijstand oplevert indien als gevolg daarvan niet kan worden vastgesteld of en, zo ja, in hoeverre de betrokkene verkeert in bijstand behoevende omstandigheden. Het is dan aan betrokkene aannemelijk te maken dat hij, als hij destijds wel aan de inlichtingenverplichting zou hebben voldaan, over de betreffende periode recht op bijstand zou hebben gehad.
15. Eiser is naar het oordeel van de rechtbank niet geslaagd in het voldoen aan deze bewijslast, waardoor het college het recht op bijstand ook niet schattenderwijs heeft kunnen vaststellen. Eiser heeft handelsmatig goederen via zijn Marktplaatsaccounts aangeboden maar hierover geen boekhouding bijgehouden. De rechtbank acht het zonder nadere onderbouwing onaannemelijk dat de advertenties niet hebben geleid tot verkoop en/of inkomsten.
16. Ook stelt de rechtbank vast dat de verklaringen van eiser over zijn uitgavenpatroon tegenstrijdig zijn en niet nader zijn onderbouwd. Er bestaat bijvoorbeeld een groot verschil tussen de door eiser gestelde schulden en kosten voor dagelijks levensonderhoud en de bedragen die hij in de betrokken periode uitgaf voor de - volgens eiser hobbymatige - aankoop van edelmetalen.
17. De rechtbank overweegt verder dat het college in dit kader heeft mogen verwijzen naar de Nibud-norm.Voor de beantwoording van de vraag of het recht op bijstand schattenderwijs kon worden vastgesteld heeft het college terecht gekeken naar (het ontbreken van) informatie over de inkomsten van de Marktplaatsactiviteiten en naar het uitgavenpatroon van eiser. Vanwege het gebrek aan objectieve gegevens en bewijsstukken is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende informatie beschikbaar waarmee de omvang van het recht op bijstand door het college kan worden vastgesteld. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Is sprake van dringende redenen of van onevenredigheid waardoor van terugvordering moet worden afgezien?
18. Volgens eiser is sprake van dringende redenen om van de terugvordering af te zien omdat deze leidt tot een onaanvaardbare sociale en financiële situatie voor eiser. Eiser heeft al schulden en kan gezien de psychische omstandigheden waarin hij verkeert verder in isolement raken door de terugvordering. Vanwege diverse psychische aandoeningen heeft hij een ontheffing voor de sollicitatieplicht. In een andere procedure tussen eiser en het college, over de ontheffing van eiser van de sollicitatieplicht, zijn daarover stukken aan het college overgelegd. Eiser stelt dat het bestreden besluit op dit punt niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid en niet berust op een deugdelijke motivering.
19. De rechtbank overweegt dat het college bij een schending van de inlichtingenplicht op grond van artikel 58 van de Pw in beginsel is gehouden om de teveel betaalde bijstand terug te vorderen. Het college kan afzien van terugvordering van de ten onrechte verleende bijstand als dringende redenen daartoe nopen.
20. De rechtbank is van oordeel dat het college zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat geen sprake is van dringende redenen om van de terugvordering af te zien. Het college heeft daarbij kunnen overwegen dat de omstandigheid dat sprake is van schulden en het feit dat eiser door het verlies van de bijstand geen inkomen heeft op zichzelf niet maken dat de gevolgen van de terugvordering sociaal of financieel onaanvaardbaar zijn, mede gelet op de bescherming die eiser heeft door de beslagvrije voet. De door eiser gestelde psychische klachten zijn niet nader onderbouwd. Het feit dat eiser eerder een tijdelijke ontheffing van de sollicitatieplicht heeft gekregen maakt het voorgaande niet anders. Eiser heeft bovendien op de zitting meegedeeld dat hij sinds 1 mei 2024 aan het werk is en inmiddels een vaste baan heeft. In het verweerschrift heeft verweerder aanvullend gesteld dat bij afweging van de betrokken belangen de terugvordering ook niet onevenredig is. Eiser heeft eerder succesvol een minnelijke schuldregeling afgerond bij de gemeente en op zijn verzoek uitstel van de afbetalingsverplichting van de huidige terugvordering gekregen. De rechtbank kan het college volgen in de conclusie dat in dit geval het algemeen belang bij de terugvordering zwaarder weegt dan het individuele belang van eiser.
21. De rechtbank overweegt verder dat ook bij een intensievere evenredigheidstoets als bedoeld in de recente jurisprudentie van de CRvB het bestreden besluit in stand kan blijven.Onveranderd blijft dat het aan eiser is aannemelijk te maken dat sprake is van dringende redenen.