ECLI:NL:CRVB:2018:1781
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens niet-gemelde verkoopactiviteiten via Marktplaats
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. Appellante ontving bijstand op basis van de Wet Werk en Bijstand en later de Participatiewet. Na een anonieme melding over haar verkoopactiviteiten op Marktplaats, heeft het dagelijks bestuur van het Werkplein Drentsche Aa een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek toonde aan dat appellante in de periode van 4 september 2012 tot 28 april 2015 maar liefst 563 advertenties had geplaatst, wat leidde tot de conclusie dat er geen sprake was van incidentele verkoop maar van een structurele handelsactiviteit. Hierdoor heeft appellante haar inlichtingenverplichting geschonden door deze inkomsten niet te melden.
Het dagelijks bestuur heeft daarop de bijstand van appellante over een bepaalde periode ingetrokken en een terugvordering ingesteld. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij recht had op bijstand, omdat zij geen deugdelijke administratie heeft bijgehouden van haar verkoopactiviteiten. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat de schending van de inlichtingenverplichting een grond vormt voor intrekking van de bijstand. De Raad oordeelde dat appellante had moeten begrijpen dat haar verkoopactiviteiten invloed konden hebben op haar recht op bijstand.