Uitspraak
20.2726 PW
OVERWEGINGEN
7 januari 2019, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 17 juli 2019 (bestreden besluit), het recht op bijstand van appellant te herzien over de periode van 1 februari 2017 tot en met
31 mei 2018 en de gemaakte kosten van bijstand tot een bedrag van € 8.538,56 terug te vorderen. Het college heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat appellant zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen melding te maken van zijn verkoopactiviteiten via [Naam B.V.] . Hierdoor kan het recht op bijstand niet worden vastgesteld.
€ 397,50; oktober 2017: € 303,- en december 2017: € 247,50.
7 januari 2019 herroepen voor zover hierbij de bijstand over de maanden februari, juli, augustus, september, oktober en december 2017 is ingetrokken en de bijstand over deze maanden herzien vanwege de in 8.2 genoemde bedragen aan inkomsten. De Raad zal bepalen dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het bestreden besluit.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 17 juli 2019;
- herroept het besluit van 7 januari 2019 voor zover de bijstand is ingetrokken over de maanden februari, juli, augustus, september, oktober en december 2017 en herziet de bijstand over deze maanden vanwege de onder 8.2 genoemde bedragen aan ontvangen inkomsten;
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit van
- draagt het college op een nieuw besluit op bezwaar te nemen voor zover het de terugvordering betreft en bepaalt dat tegen het nieuwe besluit slechts beroep bij de Raad kan worden ingesteld;
- veroordeelt het college in de kosten van appellant tot een bedrag van € 4.118,-;
- bepaalt dat het college aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 178,- vergoedt.
W.R van der Velde als leden in tegenwoordigheid van J. Oosterveen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2022.