In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld over de herziening en terugvordering van het AOW-pensioen van appellant, die sinds 29 maart 2015 een AOW-pensioen ontving naar de norm van een ongehuwde. Appellant was op 8 november 2015 in Indonesië gehuwd, maar heeft dit huwelijk niet tijdig gemeld bij de Sociale verzekeringsbank (Svb). De Svb heeft op basis van een systeemmelding in 2016, waaruit bleek dat appellant gehuwd was, het AOW-pensioen met terugwerkende kracht herzien naar de norm van een gehuwde. De Raad oordeelt dat de herziening terecht is, omdat appellant en zijn partner niet duurzaam gescheiden leefden. Echter, de Raad constateert dat de Svb gedurende een lange periode geen actie heeft ondernomen op basis van de ontvangen informatie, waardoor het ten onrechte ontvangen bedrag hoog is opgelopen. De Raad besluit dat de terugwerkende kracht van de herziening verder moet worden gematigd dan de 25% die de Svb heeft toegepast. De Svb moet een nieuw besluit nemen over de herziening en terugvordering, waarbij rekening moet worden gehouden met de gevolgen voor appellant. De uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland wordt vernietigd en het beroep van appellant wordt gegrond verklaard.