Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.[eiser sub a] ,
[eiser sub b],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 23 juni 2021,
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 18 november 2021.
2.De feiten
1 Samenvatting
Werkwijze
Behandelplan, PAAZ, Canisius Wilhelmina Ziekenhuis
Bericht van [psychiater] , Canisius Wilhelmina Ziekenhuis, naar aanleiding van verzoek om informatie
- Er zijn geen aanwijzingen voor somatische of psychiatrische problemen voor 1997.
- In 1997 was er een bedrijfsongeval bij betrokkene waarbij hij een humerus schacht fractuur rechts, een olecranon fractuur rechts en een fractuur van het os piriforme in zijn rechterhand opliep. In verband met de humerus fractuur heeft er veel behandeling plaatsgevonden en was er een lange revalidatieperiode. Hij bleef echter pijnklachten en andere klachten houden van zijn arm. (…)
- In 1998 is hij in behandeling geweest op de PAAZ van het CWZ in verband met verwerkingsproblemen en depressieve klachten bij het Pijnteam. Deze behandelingen hebben weinig verbetering gegeven.
- In 2009 heeft hij opnieuw behandeling gezocht voor zijn klachten. Er wordt in het dossier gesproken over behandelcontacten bij de GGZ Nijmegen en in het UMC Sint Radboud, maar het is niet helemaal duidelijk wanneer dit geweest is en informatie over deze behandelingen ontbreekt. Betrokkene zelf kan er weinig over vertellen. Wel is gedocumenteerd dat hij in 2009 opnieuw in behandeling is gekomen op de PAAZ van het CWZ in verband met depressieve klachten en de nog steeds bestaande armklachten. Hij heeft deelgenomen aan een deeltijdbehandeling, gericht op de behandeling van onbegrepen somatische klachten. Na afronding van de deeltijd is hij poliklinisch begeleid door een spv-er van de PAAZ.
- Op het moment van de vondst van asbest in zijn woning in september 2012 werd hij nog steeds begeleid door de spv-er. (…)
- Op het moment dat ik betrokkene onderzocht werd zijn functioneren voor het grootste deel bepaald door de aanpassingsstoornis met een gemengde stoornis van emoties en gedrag, chronisch (code DSM-5:30.4). De aanpassingsstoornis is het gevolg van de langdurige en chronische stresssituatie die is ontstaan na de vondst van asbest in september 2012 in zijn woning. Op het moment van het onderzoek bij mij waren er nog steeds forse stressfactoren. (…)
- Daarnaast waren er op dat moment ook lichamelijke klachten, die waren ontstaan na een bedrijfsongeval in 1997. De klachten konden echter maar zeer ten dele worden verklaard door het lichamelijk letsel dat hij bij dit ongeval had opgelopen. In het verleden was de diagnose somatisch-symptoomstoornis met voornamelijk pijn gesteld, differentiaal diagnostisch is er ook gesproken over een conversie. Ik ben van mening dat de diagnose somatisch-symptoomstoornis met voornamelijk pijn, chronisch, licht (code DSM-5:300.82) van toepassing is.
- Daarnaast moet worden opgemerkt dat betrokkene een kwetsbare man is, met beperkte coping vaardigheden. Mijn inziens is er echter geen persoonlijkheidsstoornis conform de criteria van het DSM-5. Dit is een factor die ook bijdraagt aan het feit dat de problematiek zich op deze wijze heeft ontwikkeld en maakt het oplossen daarvan moeilijk.
3.Het geschil
- de bij [eisende partij] thans aanwezige psychische en lichamelijke klachten zijn twee jaar na de datum van de onderhavige dagvaarding niet, dan wel niet volledig verdwenen,
- bij de vaststelling van asbestgerelateerde klachten, die zijn te herleiden tot de asbestblootstelling,
- telefoon- en portokosten: € 800,00,
- reiskosten: € 2.000,00,
- medische behandelingen: € 13.174,00 minus € 3.733,00 = € 9.441,00
- huishoudelijke hulp: € 19.562,00,
- verlies aan verdienvermogen: € 221.013,00,
- verlies aan zelfwerkzaamheid: € 144.767,00,
- immateriële schade voor het gehele gezin: € 150.000,00,
- studievertraging [dochter sub a] : € 36.348,00,
- wettelijke rente over de smartengeldvergoeding: € 29.737,00,
- toekomstschade voor een periode van twee jaar: € 74.200,00.
4.De beoordeling
sterfgevallen). Bij langere of frequentere blootstellingen wordt uitgegaan van aanzienlijk meer sterfgevallen. Daarbij komt dat de door [milieulaboratorium] in vezelequivalenten gemeten concentratie aan asbestvezels in alle ruimtes van de woning van [eisende partij] een veelvoud is van de door Talis uit dit TNO rapport aan het ‘worstcasescenario’ gekoppelde maximale vezelconcentratie van 971 vezelequivalenten per m3. Ofschoon het exacte gezondheidsrisico hier niet kan worden vastgesteld, volgt uit het vorenstaande in ieder geval dat geen sprake is van een irreële angst die in redelijkheid niet aan het gebrek aan de woning zou kunnen worden toegeschreven. Talis heeft ter zitting ook erkend dat sprake is van hoge metingen. Hoewel Talis naar voren heeft gebracht dat de meting van [milieulaboratorium] een momentopname is en dat de resultaten daarvan niets zeggen over de duur van de blootstelling, kan dit niet afdoen aan de vaststelling dat sprake is van een reële angst bij [eisende partij]
Hij is niet in staat om op dit ogenblik sociaal maatschappelijk naar behoren te functioneren. Hij is gepreoccupeerd met de vondst van het asbest in zijn woning en de gevolgen daarvan die hij nog steeds dagelijks ondervindt en er mee bezig is. Hij heeft geen tijd of rust om met andere zaken bezig te kunnen zijn. Hij is in strijd met de woningbouwcorporatie, pas als die strijd een voor hem acceptabele uitkomst kent, zal hij zich op andere dingen kunnen richten.’
er zijn geen redenen om aan te nemen dat de huidige klachten en beperkingen zouden zijn ontstaan indien betrokkene niet zou zijn geconfronteerd met de vondst van het asbest in zijn woning en de lange nasleep daarvan’omschrijft niet welke beperkingen er in die situatie zouden zijn geweest. Er volgt ook niet uit dat de door [psychiater] vastgestelde, ook zonder asbestblootstelling aanwezige beperkte belastbaarheid en psychiatrische stoornis (somatisch-symptoomstoornis/conversie) in het geheel geen beperkingen met zich brachten. Voor zover dat zou moeten worden afgeleid uit het antwoord van [psychiater] op de vragen 2d tot en met 2i.
“Gezien het antwoord op vraag 2c zijn de vragen 2d t/m 2i niet van toepassing”is de rechtbank van oordeel dat de onderbouwing van dit antwoord niet inzichtelijk is. Als de beperkte belastbaarheid en/of de somatisch-symptoomstoornis/conversie (tezamen) wel beperkingen met zich brachten, heeft [psychiater] niet omschreven welke beperkingen dat zijn.
- Daarnaast waren er op dat moment ook lichamelijke klachten, die waren ontstaan naar een bedrijfsongeval in 1997. De klachten konden echter maar zeer ten dele worden verklaard door het lichamelijk letsel dat hij bij dit ongeval had opgelopen. In het verleden was de diagnose somatisch-symptoomstoornis met voornamelijk pijn gesteld, differentiaal diagnostisch is er ook gesproken over een conversie. Ik ben van mening dat de diagnose somatisch-symptoomstoornis met voornamelijk pijn, chronisch, licht (code DSM-5:300.82) van toepassing is.
- Daarnaast moet worden opgemerkt dat betrokkene een kwetsbare man is, met beperkte coping vaardigheden. Mijn inziens is er echter geen persoonlijkheidsstoornis conform de criteria van het DSM-5. Dit is een factor die ook bijdraagt aan het feit dat de problematiek zich op deze wijze heeft ontwikkeld en maakt het oplossen daarvan moeilijk.
de beperkingen die [eiser sub a] daardoor ondervond“weinig gevolgen” hadden “voor zijn sociaal maatschappelijk” functioneren.
welkebeperkingen [eiser sub a] door voornoemde klachten en stoornissen ondervond.
- samen met [eiser sub b] naar Curaçao te emigreren en/of
- daar drie appartementen te verhuren en daarbij zelf de daarvoor nodige praktische en zakelijke werkzaamheden die met verhuur van appartementen samenhangen te verrichten, waaronder nog (enige) opknapwerkzaamheden en het onderhoud en/of
- dit met behulp van derden te doen?
5.De beslissing
4 mei 2022voor het nemen van een akte door beide partijen gelijktijdig met betrekking tot hetgeen is overwogen in rechtsoverwegingen 4.35 en 4.51,
4 mei 2022voor het opgeven door [eisende partij] van de getuigen en van hun respectieve verhinderdagen, alsmede de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op de woensdagen in de maanden juni tot en met november 2022, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
maar alleen indien [eisende partij] daarom op de onder 5.4. bedoelde roldatum heeft verzocht,naar de zesde rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken voor het nemen van een conclusie na niet gehouden getuigenverhoor aan de zijde van [eisende partij] , waarbij deze desgewenst ook het bewijs schriftelijk kan leveren,