ECLI:NL:RBLIM:2014:9365

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 november 2014
Publicatiedatum
4 november 2014
Zaaknummer
C/03/177524 / HA ZA 13-15
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door waterleidingbreuk en gevolgen voor gasleiding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, gaat het om de aansprakelijkheid van NV Waterleidingmaatschappij Limburg (WML) voor schade die is ontstaan door een waterleidingbreuk. Eiseres Enexis B.V. vordert schadevergoeding van WML, stellende dat de waterleidingbreuk heeft geleid tot een omgevallen boom die de gasleiding heeft beschadigd. De rechtbank heeft de procedure op 5 november 2014 behandeld en de feiten zijn als volgt: op 23 juli 2011 werd er wateroverlast gemeld aan WML, veroorzaakt door een breuk in de waterleiding. Een storingsmonteur arriveerde ter plaatse, maar tijdens zijn werkzaamheden viel een boom om, wat leidde tot schade aan de gasleiding van Enexis. WML heeft betwist dat de waterleiding gebrekkig was en heeft zich beroepen op artikel 6:174 BW, dat de aansprakelijkheid van de leidingbeheerder regelt. De rechtbank oordeelt dat Enexis niet voldoende heeft aangetoond dat de waterleiding gebrekkig was voorafgaand aan de breuk. De rechtbank concludeert dat de schade niet aan WML kan worden toegerekend, omdat er geen concrete aanwijzingen waren dat de waterleiding zou breken. De vorderingen van Enexis worden afgewezen, en WML wordt in reconventie veroordeeld tot betaling van € 100.000,00 aan Enexis, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten worden ook aan Enexis opgelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/177524 / HA ZA 13-15
Vonnis van 5 november 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ENEXIS B.V.,
gevestigd te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.P. Eydems,
tegen
naamloze vennootschap
NV WATERLEIDING MAATSCHAPPIJ LIMBURG,
gevestigd te Maastricht,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe.
Partijen zullen hierna Enexis en WML genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding,
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in voorwaardelijke reconventie,
  • de rolbeslissing waarbij de comparitie is bepaald,
  • de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie,
  • de ten behoeve van de comparitie door Enexis overlegde nadere producties,
  • het proces-verbaal van comparitie van 21 oktober 2013,
  • de conclusie van repliek in conventie,
  • de conclusie van dupliek in conventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Enexis is de beheerder van, onder meer, een gasnet in de provincie Limburg. WML is het waterleidingbedrijf in de provincie Limburg.
2.2.
Op 23 juli 2011, omstreeks 04:00 / 04:30 uur, is aan WML telefonische melding gedaan van wateroverlast, eruit bestaande dat water over het trottoir en de straat ter plaatse van de Van Goghstraat te Venlo liep. Later is gebleken dat de wateroverlast werd veroorzaakt door een breuk in een aldaar in de grond gelegen asbestcementen waterleiding. De door WML na de melding ingeschakelde storingsmonteur [naam] is tussen 04:30 uur en 05:00 uur ter plaatse gearriveerd. Deze is begonnen met het afsluiten van de watertoevoer vanuit het waterleidingnet door aan beide zijden van de desbetreffende waterleiding de (twee of drie) hoofdkranen/afsluiters dicht te draaien.
2.3.
Tussen omstreeks 05:30 uur en 06:30 uur is een boom, die op of in de nabijheid van de plek waar de wateroverlast optrad stond, omgevallen. Een deel van de wortels van de boom was om de ter plaatse in de grond gelegen gasleiding gegroeid. Door het omvallen van de boom is de, van het door Enexis beheerde gasnet deel uitmakende, gasleiding ontzet en gescheurd. Op het moment van het omvallen van de boom was [naam] voornoemd nog bezig met het dichtdraaien van de hoofdkranen/afsluiters.
2.4.
Door onder andere de verzekeringsmaatschappij van WML is onderzoek gedaan naar de oorzaak van de breuk in de waterleiding. In het daarvan opgemaakte rapport staat onder meer het volgende:
“De schade aan de waterleiding bestond volgens de heer [naam] uit een zogenaamde “klapbuis”. Deze ontstaat door een drukverschil. Waardoor het drukverschil is veroorzaakt, is niet te achterhalen. Deze kan ontstaan door werkzaamheden aan het waterleidingnet, maar voor zover bekend was daar geen sprake van. Ook het aansluiten van een brandkraan door derden (bijvoorbeeld gemeente/brandweer) kan drukverschil veroorzaken. Het hoeft niet zo te zijn dat het drukverschil vlak vóór het optreden van de klapbuis is voorgevallen, daar kunnen ook uren tussen zitten. Asbestcementen leidingen zij nu eenmaal gevoelig voor drukstoten en kunnen, vóór het ontstaan van een klapbuis, al scheurvorming vertonen.”
2.5.
WML heeft op 15 oktober 2012 - onder protest van gehoudenheid daartoe - € 100.000,00 aan Enexis betaald.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
Enexis vordert samengevat - veroordeling van WML tot betaling van € 228.345,59 en
€ 53.225,10, vermeerderd met rente en (buitengerechtelijke en gerechtelijke) kosten.
3.2.
WML voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in voorwaardelijke reconventie
3.3.
WML vordert samengevat - voor het geval de vordering in conventie wordt afgewezen of toegewezen tot een bedrag van minder dan € 100.000,00, veroordeling van Enexis tot betaling van € 100.000,00 of het verschil tussen het in conventie toegewezen bedrag en
€ 100.000,00, vermeerderd met rente en kosten.
3.4.
Enexis voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
Ter onderbouwing van haar vordering voert Enexis aan dat WML (naar de rechtbank begrijpt:) als leidingbeheerder op de voet van artikel 6:174 BW aansprakelijk is voor de schade die Enexis geleden heeft als gevolg van het lek in de waterleiding. Enexis stelt in dit kader dat dit lek de breuk in de gasleiding heeft veroorzaakt, aangezien de grond ter plaatse is verweekt door de instroom van het vrijgekomen water en daardoor de boom is omgevallen, hetgeen de gasleiding heeft doen scheuren omdat de wortels van de boom om de gasleiding gedraaid waren. De door Enexis in hoofdsom gevorderde schade bestaat uit de kosten die volgens Enexis al zijn (€ 228.345,59) en nog moeten worden
(€ 53.225,10) gemaakt voor het oplossen van storingen, het herstel van de gaslevering en compensatie van gedupeerde klanten van Enexis.
4.2.
Voorop gesteld moet worden dat het, gelet op het beroep op artikel
6:174 BW, aan Enexis is om te stellen en, bij voldoende tegenspraak, te bewijzen dat
- de opstal (hier: de waterleiding) niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, en
- dat dit gevaar voor personen of zaken oplevert, en
- dat dit gevaar zich heeft verwezenlijkt.
WML kan ter afwering van aansprakelijkheid verweer voeren tegen het aanwezig zijn van één of meer van deze omstandigheden alsook een beroep doen op de tenzij-clausule zoals opgenomen in het laatste zinsdeel van lid 1 van artikel 6:174 BW.
Bij de beoordeling van de vraag of de opstal voldoet aan de daaraan te stellen eisen komt het aan op de vraag of de leiding, gelet op het te verwachten gebruik, met het oog op voorkoming van gevaar voor personen en zaken deugdelijk is, waarbij ook van belang is hoe groot de kans op verwezenlijking van het gevaar is en welke onderhouds- en veiligheidsmaatregelen mogelijk en redelijkerwijs te vergen zijn, zulks mede gelet op de aard en ernst van de mogelijke gevolgen van verwezenlijking van het gevaar.
Gebrek wegens inherent lekgevaar?
4.3.
Uit hetgeen Enexis vanaf de comparitie na antwoord heeft aangevoerd, leidt de rechtbank af dat zij van mening is dat de waterleiding (ook) direct voorafgaand aan het ontstaan van het lek gebrekkig was. Zij heeft tijdens de comparitie en bij repliek gesteld dat:
a. a) bekend is dat asbestcementen waterleidingen regelmatig kapot gaan en een beperkte levensduur hebben, waarbij verwezen wordt naar het door Enexis als productie 13 overgelegde rapport ‘Conditiebepaling asbestcementen waterleidingen’ van oktober 2004 door Kiwa,
b) door middel van constructief en destructief onderzoek de buiskwaliteit en restlevensduur eenvoudig te bepalen is, wederom onder verwijzing naar het rapport van Kiwa,
c) ook bekend is dat deze buizen kapot kunnen gaan als gevolg van drukgolven,
d) WML kennelijk pas tot maatregelen/vervanging overgaat als een buis drie maal heeft gelekt,
e) de kwaliteit van onderhavige buis door WML niet aan de hand van de beschikbare onderzoeksmethoden is vastgesteld,
f) de in de Van Goghstraat gelegen gelijksoortige waterleiding met een kleinere diameter vóór juli 2011 al twee maal was opengebarsten waardoor de straat ‘blank is gezet’,
g) WML heeft nagelaten om, naar aanleiding van twee voornoemde incidenten, onderzoek te doen naar de kwaliteit van de later gesprongen leiding, die een grotere diameter had en daarom gevaarlijker was,
h) WML blijkens een rapport van de Onderzoeksraad voor de veiligheid inzake een leidingbreuk in Stein in januari 2004 (productie 12 van Enexis) al bekend was met een dreigende ramp.
4.4.
WML betwist dat de waterleidingbuis als gebrekkig moest worden beschouwd, en wel omdat deze voldeed aan de daaraan te stellen eisen. Daarbij voert zij allereerst aan dat Enexis ten onrechte slechts aandacht besteedt aan de mogelijkheid van het nemen van veiligheidsmaatregelen omdat ook relevant is:
i. i) de aard van de opstal,
ii) de functie ervan,
iii) de fysieke toestand ervan ten tijde van het verwezenlijken van het gevaar,
iv) de grootte van de kans op verwezenlijking van het gevaar.
Ten aanzien van punt i) voert WML aan dat de aard van de waterleiding is dat deze onder de grond ligt en dus moeilijk bereikbaar is.
Naar aanleiding van punt ii) stelt zij dat de functie ervan is om drinkwater op een hygiënische manier te transporteren.
Over de fysieke toestand van de buis voorafgaand aan de breuk (punt iii) merkt WML op dat Enexis niet stelt dat deze niet goed zou zijn, nu zij slechts onder een algemene verwijzing naar haar productie 13 (het Kiwa rapport) aanvoert dat asbestcement leidingen een beperkte levensduur hebben. WML betwist dat dit algemeen bekend zou zijn en dat dit uit het Kiwa-rapport zou blijken, waarbij zij opmerkt dat Enexis niet duidt op welk onderdeel van het rapport zij zich baseert. WML betwist ook dat de fysieke toestand van de leiding niet goed was, waarbij zij meldt dat deze niet eerder had gelekt.
Omtrent de kans op verwezenlijking van gevaar (punt iv) stelt WML onder meer dat de mate van waarschijnlijkheid dat, als gevolg van een lekkage
- een boom omvalt,
- waarvan de wortels om een nabij gelegen gasleiding zijn gestrengeld,
- waardoor deze gasleiding met het vallen van de boom wordt stukgetrokken,
bijzonder klein is.
4.5.
Over de mogelijkheid en bezwaarlijkheid van te nemen veiligheidsmaatregelen stelt WML allereerst dat hetgeen van haar mag worden verwacht niet los kan worden gezien van de geringe waarschijnlijkheid van de verwezenlijking van het gevaar en de aan haar ter beschikking staande financiële middelen. Relevant is volgens WML verder dat op haar geen (wettelijke) verplichting rust om het waterleidingnetwerk te inspecteren, terwijl dat bij gasnetwerk wel het geval is. Het verschil wordt volgens WML verklaard uit het feit dat gas een inherent gevaarlijke (want explosieve) stof is. Verder voert WML aan dat zij geen onbegrensde mogelijkheden heeft om al haar leidingen - met een totale lengte van 8.720 kilometer - in de gaten te houden en preventief maatregelen te treffen. WML betwist dat er een eenvoudige destructieve of non-destructieve mogelijkheid bestaat om de kwaliteit van de waterleidingbuis te testen en wijst erop dat Enexis haar standpunt ter zake (wederom) onderbouwt met een algemene verwijzing naar het Kiwa rapport. Zij voegt hieraan toe dat de controle en/of vervanging van waterbuizen logischerwijs een kwestie van prioritering is. Een waterleiding wordt daarom pas gecontroleerd of vervangen als daar aanleiding toe is. Ter vaststelling van dat moment wordt een genuanceerd puntensysteem te gehanteerd (zoals neergelegd in het rapport Klantgericht Saneren, productie 8 van WML), waarbij aan de hand van negen criteria (waaronder het aantal opgetreden lekkages, de ligging van de leiding en de leeftijd van de leiding) wordt beoordeeld of vervanging aan de orde is. In dat kader is er extra aandacht voor risicogebieden zoals ter plaatse van een snelweg, spoorweg of waterkering, waarbij geldt dat de Van Goghstraat geen risicogebied is. WML betwist dat zich vóór 2011 lekkages hebben voorgedaan in andere leidingen in de Van Goghstraat - en voert aan dat Enexis haar stelling niet verder onderbouwt - en stelt verder dat een breuk in een andere leiding niets zegt over de kwaliteit van de hier besproken leiding. Ten aanzien van het rapport van de Onderzoeksraad voor de veiligheid stelt WML dat dit betrekking had op een niet met de onderhavige zaak vergelijkbare zaak, onder meer vanwege het feit dat het daar wel een risicogebied betrof.
De rechtbank volgt WML in haar verweer. Zij voert terecht aan dat de vraag of een opstal gebrekkig is mede moet worden beoordeeld aan de hand van de door haar genoemde gezichtspunten, waaraan kan worden toegevoegd dat - naar het oordeel van de rechtbank - de aard en ernst van de mogelijke gevolgen ook een (belangrijke) rol spelen. Zoals hiervoor al is gemeld rust daarbij de stelplicht op Enexis. De rechtbank constateert met WML dat Enexis op een aantal punten geen stelling inneemt of deze niet (voldoende) onderbouwt. Waar WML daar tegenover wel een gemotiveerd standpunt poneert, leidt dat tot de conclusie dat Enexis niet aan haar stelplicht heeft voldaan. Meer concreet leidt dit tot het oordeel dat ervan moet worden uitgegaan dat de waterleidingbuis voorafgaand aan de breuk niet gebrekkig was. Weliswaar staat vast dat in het algemeen het gevaar aanwezig is dat een dergelijke buis gaat lekken maar niet dat WML kan worden verweten dat zij de breuk in dit geval niet heeft weten te voorkomen aangezien niet is gebleken dat er een concrete aanwijzingen waren dat de buis zou gaan scheuren en lekken en evenmin dat hetgeen WML aan maatregelen heeft getroffen ter signalering en voorkoming van dergelijke problemen onvoldoende was, in aanmerking nemend dat dit wordt bemoeilijkt door het feit dat de waterleidingen onder de grond liggen en het leidingennetwerk omvangrijk is, terwijl redelijkerwijs te verwachten is dat wanneer een breuk optreedt - in een niet-risicogebied - het gevaar beperkt blijft tot wateroverlast waarbij de kans op personenschade als gering kan worden ingeschat.
Dit betekent dat WML niet aansprakelijk is op grond van de toestand van de waterleiding direct voorafgaand aan de breuk.
Gebrek na breuk en tenzij-clausule
4.7.
De rechtbank volgt Enexis in haar stelling dat de waterleiding op het moment dat de waterleiding brak en ging lekken gebrekkig werd. WML heeft zich in dat kader beroepen op de in artikel 6:174 BW opgenomen tenzij-clausule, inhoudende dat aansprakelijkheid voor de door het gebrek ontstane schade ontbreekt indien de bezitter niet aansprakelijk zou zijn uit hoofde van onrechtmatige daad indien hij het uit het gebrek voortvloeiende gevaar op het tijdstip van het ontstaan ervan zou hebben gekend. De rechtbank is het met WML eens waar zij stelt dat de tenzij-clausule opgeld doet in het geval dat de schade ontstaat op een moment dat zo kort na het ontstaan van het gebrek/gevaar is gelegen, dat de bezitter van de opstal dit niet had kunnen voorkomen, ook indien wordt uitgegaan van de (hypothetische) situatie dat deze het gevaar kende op het moment van het ontstaan daarvan.
4.8.
WML stelt dat het lek in de waterleiding zeer kort voor de ontdekking ervan om 04:00/04:30 uur is ontstaan, waarbij zij aanvoert dat de omvang van de waterleiding (diameter 200 mm) en de druk die erop stond (2,8 bar) betekent dat er in korte tijd een grote hoeveelheid water is uitgestroomd. In de omstandigheid dat haar storingsmonteur [naam] om 05:00 uur aanwezig was en is begonnen met zijn werkzaamheden terwijl - volgens WML - de storingsmelding om 04:23 is gedaan, had WML de val van de boom (ervan uitgaande de uitstroom van water daarvan de oorzaak was) in geen geval kunnen voorkomen, aldus WML. Zij wijst daarbij op haar haar interne richtlijnen omtrent storingen, waarin staat dat een monteur binnen één uur na de storingsmelding aanwezig behoort te zijn. Verder voert zij aan dat het dichtdraaien van de afsluiters rustig diende te gebeuren vanwege de druk die op de waterleiding stond.
Volgens Enexis moet ervan uit worden gegaan dat het lek tussen 03:30 uur en 04:00 uur is ontstaan. Volgens haar had WML - als zij alstoen ter plaatse was geweest - rustig en tijdig de aanwezige afsluiters kunnen detecteren en dichtdraaien, waardoor de onderspoeling van de boom en het omvallen ervan zou zijn voorkomen. Enexis voert verder aan dat WML kennelijk volstaat met één monteur per wachtdienst, de opkomsttijd één uur na melding is en de voor het hoofdtransport cruciale afsluiters handmatig moeten worden bediend waardoor daarnaar een half uur moet worden gezocht. Volgens Enexis hebben de door WML gemaakte beleidskeuzes ervoor gezorgd dat WML niet in staat was tijdig in te grijpen.
De rechtbank is van oordeel dat WML geen verwijt kan worden gemaakt van hetgeen zij heeft ondernomen
naontdekking van het lek. Van WML kan niet worden verwacht dat zij te allen tijde er voor zorgt dat bij iedere afsluiter een medewerker aanwezig is. Verder heeft Enexis niet gemotiveerd op grond waarvan een respons binnen een half uur onvoldoende is. Daarnaast heeft zij de stelling van WML dat de monteur, eenmaal ter plaatse, adequaat heeft gehandeld, niet gemotiveerd betwist.
Hiermee is echter niet gezegd dat een beroep op de tenzij-clausule slaagt, aangezien bij de beoordeling daarvan moet worden uitgegaan van de hypothetische situatie dat WML onmiddellijk na het ontstaan van het gebrek en het gevaar daarvan op de hoogte was. Gelet op de wederzijdse stellingen van partijen over het moment waarop de leiding is gaan lekken, is op dit punt nader onderzoek nodig, met dien verstande dat de bewijslast ter zake op WML rust. Omdat op hieronder te melden redenen de vordering, ook uitgaande van een niet geslaagd beroep op de tenzij-clausule, niet zal worden toegewezen, zal dit onderzoek echter achterwege blijven.
Causaal verband
4.11.
Onder verwijzing naar de rapportages van de door haar ingeschakelde expertisebureaus stelt Enexis dat de boom waarvan de wortels om de gasleiding waren gewikkeld is omgevallen als gevolg van de verweking van de ondergrond door het uit de waterleiding gelekte water. Zij voert daarbij aan dat er aantoonbaar geen andere oorzaken - zoals een slechte conditie van de boom en/of weersomstandigheden - aan te wijzen zijn. WML heeft het door Enexis gestelde verband betwist, maar dat verder niet onderbouwd. Dat klemt temeer nu de door haar ingeschakelde expert - bij wiens bevindingen WML zich aansluit - ook tot de door Enexis voorgestane conclusie komt. Dit betekent dat Enexis’ standpunt wordt overgenomen.
4.12.
WML heeft verder betwist dat het verband tussen de door Enexis geleden schade en het gebrek in de waterleiding zodanig is, dat die schade aan WML als gevolg van het gebrek kan worden toegerekend. In het navolgende zullen de verschillende in dit kader relevante omstandigheden van het onderhavige geval worden besproken.
4.12.1.
De rechtbank is het met WML eens dat het buiten de lijn der verwachting lag dat een lek in de waterleiding zou leiden tot het scheuren van de gasleiding. Het een is niet het objectief te verwachten gevolg van het ander. Anders gezegd, het ingetreden gevolg was naar het oordeel van de rechtbank niet voorzienbaar.
4.12.2.
In het verlengde daarvan geldt dat er sprake is van een relatief verwijderd verband tussen het lek in de waterleiding en de scheuren van de gasleiding. Terecht heeft WML gewezen op de verschillende schakels in de causale keten:
- de lekkage,
- die leidt tot verweking van de ondergrond,
- waardoor een boom omvalt,
- terwijl de wortels van die boom om de gasleiding zijn gewikkeld,
- op een wijze dat daardoor de gasleiding met het omvallen van de boom wordt ontzet en scheurt.
4.12.3.
WML heeft verder gewezen op het feit dat aansprakelijkheid op grond van artikel 6:174 BW een risicoaansprakelijkheid betreft, in welk geval minder snel tot toerekening van schade zou kunnen worden overgegaan. Hoewel de rechtbank het met Enexis eens is dat dit geen algemeen geldende regel is, wordt in het onderhavige geval relevant geacht dat, indien WML aansprakelijk is, die aansprakelijkheid niet (mede) is gebaseerd op nalaten of onzorgvuldig handelen van WML - zie 4.6. en 4.10. hierboven - maar uitsluitend op het hebben van de hoedanigheid van leidingbeheerder. WML heeft geen veiligheids- of andere zorgvuldigheidsnorm geschonden. Deze aard van de aansprakelijkheid geeft aanleiding om voor toewijzing van een vordering een nauwer verband tussen de aansprakelijkheid vestigende omstandigheid en de schade te eisen.
4.12.4.
De aard van de gestelde schade geeft ten slotte geen aanleiding tot een meer ruime toerekening. Vast staat immers dat er geen personenschade is geleden, wat betekent dat het (volgens Enexis) gaat om zaakschade en/of zuivere vermogensschade. Waar Enexis volstaat met een omschrijving van de verschillende schadeposten in veelal algemene termen en voor wat betreft de concreet gevorderde bedragen verwijst naar nauwelijks gespecificeerde facturen, is de verhouding tussen de beide (mogelijk) aan de orde zijnde vormen van schade niet vast te stellen.
4.13.
De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheden dat:
- het ingetreden gevolg buiten de lijn der verwachting lag,
- er een verwijderd verband bestaat tussen het kapot gaan van de waterleiding en de breuk in de gasleiding, en
- de aansprakelijkheid uitsluitend kan worden gebaseerd op de hoedanigheid van leidingbeheerder, terwijl er door WML geen zorgvuldigheids- of veiligheidsnorm geschonden is,
in onderling verband gezien tot de conclusie leiden dat de door Enexis geleden schade niet aan WML kan worden toegerekend, terwijl de aard van de beweerdelijk geleden schade daar niet aan afdoet. Dit betekent dat de vorderingen in conventie zullen worden afgewezen. Het verweer tegen de omvang van de gestelde schade, behoeft geen bespreking meer.
4.14.
Enexis zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van WML worden tot heden begroot op:
- griffierecht € 3.715,00
- salaris advocaat
€ 6.000,00(3,0 punten × tarief € 2.000,00)
Totaal € 9.715,00
De door WML verzocht veroordeling in de nakosten zal op de hierna te melden wijze worden toegewezen.
in reconventie
4.15.
Ter onderbouwing van haar vordering in reconventie voert WML aan dat, indien de vordering in conventie (volledig) wordt afgewezen, zij het bedrag van € 100.000,00 onverschuldigd heeft betaald. Voor dit zich thans voordoende geval, heeft Enexis de vordering van WML erkend en zich, blijkens haar mededeling ter comparitie, ook neergelegd bij het standpunt van WML over de ingangsdatum van de verschuldigde wettelijke rente. Dit betekent dat de vordering van WML voor toewijzing gereed ligt.
4.16.
Enexis zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van WML worden begroot op € 710,50 voor salaris advocaat (1,0 punt × factor 0,5 × tarief € 1.421,00).

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Enexis in de proceskosten, aan de zijde van WML tot op heden begroot op € 9.715,00,
5.3.
veroordeelt Enexis in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Enexis niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.5.
veroordeelt Enexis om aan WML te betalen € 100.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 15 oktober 2012 tot de dag van volledige betaling,
5.6.
veroordeelt Enexis in de proceskosten, aan de zijde van WML tot op heden begroot op € 710,50, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na het wijzen van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.7.
verklaart dit vonnis in reconventie uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. B.R.M. de Bruijn en in het openbaar uitgesproken op
5 november 2014.