ECLI:NL:RBDHA:2024:4567

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 maart 2024
Publicatiedatum
2 april 2024
Zaaknummer
NL24.11549
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de maatregel van bewaring in het vreemdelingenrecht met betrekking tot uitzetting naar Algerije

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 29 maart 2024, wordt het beroep van eiser tegen de maatregel van bewaring beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. B.A. Zevenbergen, heeft beroep aangetekend tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. S. Bozkurt-Chhiba, waarin aan eiser op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) de maatregel van bewaring is opgelegd. De rechtbank heeft op 26 maart 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser via een beeldverbinding aanwezig was. De behandeling werd geschorst om de staatssecretaris in de gelegenheid te stellen nadere informatie te verstrekken, welke op 28 maart 2024 werd ontvangen.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris rechtmatig heeft gehandeld door eiser in bewaring te stellen. Eiser betoogt dat er geen zicht is op uitzetting naar Algerije, maar de staatssecretaris heeft informatie verstrekt waaruit blijkt dat er sinds medio september 2023 een verbeterde samenwerking met de Algerijnse autoriteiten is, wat leidt tot een toename van afgegeven laissez-passers. De rechtbank oordeelt dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die het ontbreken van zicht op uitzetting rechtvaardigen. De rechtbank wijst het beroep van eiser af en verklaart de maatregel van bewaring in stand, evenals het verzoek om schadevergoeding.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.11549

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 maart 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. B.A. Zevenbergen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

(gemachtigde: mr. S. Bozkurt-Chhiba).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 15 maart 2024 waarin de staatssecretaris aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) heeft opgelegd. Dit beroep moet ook worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 26 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, via een beeldverbinding, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de staatssecretaris.
1.2.
De rechtbank heeft de behandeling van het beroep op 26 maart 2024 geschorst om de staatssecretaris in de gelegenheid te stellen nadere informatie aan te leveren. Verder heeft de rechtbank op de zitting van 26 maart 2024 aan partijen gevraagd of zij nader op een zitting willen worden gehoord. Zowel eiser als de staatssecretaris hebben verklaard dat zij geen nadere zitting wensen.
1.3.
De staatssecretaris heeft deze nadere informatie geleverd op 28 maart 2024, waarna de rechtbank op 28 maart 2024 het onderzoek heeft gesloten. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris eiser in bewaring mocht stellen.
3. Het beroep is ongegrond. Het opleggen van de maatregel is rechtmatig. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Ontbreekt het zicht op uitzetting naar Algerije?
4. Eiser voert aan dat het zicht op uitzetting naar Algerije ontbreekt, omdat er momenteel weinig laissez-passers (lp’s) worden afgegeven. Verder is onduidelijk wat het tijdsverloop is tussen de lp-aanvraag, de nationaliteits- en/of identiteitsbevestiging en de inwilliging van de lp-aanvraag. Voor eiser is het onduidelijk of in zijn individuele geval binnen korte termijn uitzetting naar Algerije volgt en de afgifte van een lp.
4.1.
De staatssecretaris licht toe dat sinds medio september 2023 een nieuwe consul is aangetreden, wat resulteert in een betere samenwerking. Sindsdien zijn er lp’s verstrekt aan mensen met (kopieën van hun) identiteitsdocumenten. In mei 2023 zijn er werkafspraken gemaakt met de voorganger van de huidige consul. Hierbij is expliciet aangegeven dat de Algerijnse autoriteiten bereid zijn om medewerking te verlenen aan gedwongen terugkeer. De Algerijnse autoriteiten komen deze werkafspraken sindsdien goed na en zijn meermaals op hoog ambtelijk niveau bevestigd met de ambassadeur en de huidige consul.
4.2.
Naar aanleiding van eisers beroepsgrond heeft de staatssecretaris de volgende informatie verstrekt. [2] In de periode van 1 januari 2023 tot 29 februari 2024 is sprake geweest van 140 lp-aanvragen in 2023 en 77 lp-aanvragen in 2024. In 2023 zijn in totaal 9 nationaliteitsbevestigingen afgegeven en in 2024 in totaal 57 keer, tot 29 februari. In 2023 zijn in totaal 4 lp’s verkregen en in 2024 in totaal 9 lp’s. In 2023 hebben er in totaal 30 presentaties plaatsgevonden van (vermoedelijke) Algerijnse vreemdelingen bij de Algerijnse autoriteiten en in 2024 waren dat er in totaal 25, tot 29 februari. Verder zijn er in 2023 in totaal 3 Algerijnse vreemdelingen op basis van een lp uitgezet naar Algerije en in 2024 in totaal 5, tot 29 februari. Op dit moment is het nog niet mogelijk om de cijfers over de gehele maand maart te produceren. Wel kan de staatssecretaris informeren dat er in maart tot en met de peildatum 20 maart 2024 in totaal 7 lp’s zijn afgegeven. Dat betekent dat er in de periode van 1 januari 2024 tot en met 20 maart 2024 in totaal 16 lp’s zijn afgegeven.
4.2.1.
De staatssecretaris merkt op dat rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat vóór oktober 2023 geen zicht op uitzetting was, zodat het aantal uitzettingshandelingen over 2023 in de periode daarna is gerealiseerd. Verder hebben de ontvangen antwoorden niet per definitie betrekking op ingediende aanvragen uit datzelfde jaar. Een nationaliteitsbevestiging die in 2024 is ontvangen kan een reactie zijn op een lp-aanvraag die in 2023 is ingediend.
4.2.2.
De staatssecretaris merkt daarnaast op dat een lp pas wordt afgegeven als er een concrete vluchtdatum is. De vlucht kan geboekt worden na ontvangst van een nationaliteitsbevestiging. De ontvangst van een nationaliteitsbevestiging betekent echter niet dat er in alle gevallen direct een vlucht kan worden geboekt. De situatie kan zich namelijk voordoen dat de vreemdeling een (toelatings-)procedure is gestart die in Nederland afgewacht mag worden, of dat de vreemdeling niet langer beschikbaar is, bijvoorbeeld omdat de maatregel van bewaring al is opgeheven. De staatssecretaris wijst erop dat voor de beoordeling van het zicht op uitzetting daarom niet enkel de afgegeven lp’s, maar ook, en met name, de afgegeven nationaliteitsverklaringen inzicht geven in de medewerking van de Algerijnse autoriteiten aan het verkrijgen van de voor terugkeer benodigde documenten. De nationaliteitsbevestiging houdt zowel de vaststelling van de identiteit en de nationaliteit van de vreemdeling als een toezegging voor afgifte van een lp in zodra er een vlucht kan worden geboekt.
4.2.3.
Tot slot heeft de staatssecretaris de volgende gegevens verstrekt over de gemiddelde doorlooptijd van een lp-aanvraag tot en met het antwoord van de Algerijnse autoriteiten. In 2023 was de gemiddelde doorlooptijd 99 dagen. In 2024, tot en met 29 februari, was de gemiddelde doorlooptijd 240 dagen. De staatssecretaris merkt op dat de gemiddelde doorlooptijd in 2024 hoger uitvalt, omdat in 2024 door de Algerijnse autoriteiten is gereageerd op zaken waarin eerder lange tijd juist geen antwoord werd ontvangen. Hieruit blijkt volgens de staatssecretaris dat er sprake is van bereidheid bij de Algerijnse autoriteiten tot medewerking aan terugkeer.
4.3.
De rechtbank ziet in het specifieke geval van eiser geen bijzondere omstandigheden waardoor het ontbreken van zicht op uitzetting kan worden aangenomen. De nieuwe informatie die de staatssecretaris heeft verstrekt op 28 maart 2024 leiden ook niet tot een ander oordeel. Uit de nieuwe informatie blijkt namelijk dat de Algerijnse autoriteiten lp’s verstrekken op basis van (kopieën van) identiteitsdocumenten en medewerking verlenen aan gedwongen terugkeer. In eisers geval is er een kopie van zijn Algerijnse paspoort voorhanden. Deze is samen met zijn lp-aanvraag op 21 maart 2024 naar de Algerijnse autoriteiten toegezonden. Op dit moment hebben de Algerijnse autoriteiten hier nog niet op gereageerd. Gelet op dat de gemiddelde doorlooptijd, zoals eerder besproken onder 4.2.3, nog niet is verstreken en eisers lp-aanvraag acht dagen geleden is ingediend, moet de staatssecretaris de tijd gegund worden om het antwoord en uiteindelijk de inwilliging van de aanvraag van de Algerijnse autoriteiten af te wachten. Niet is gebleken dat de Algerijnse autoriteiten te kennen hebben gegeven dat voor eiser geen lp zal worden afgegeven. Aangezien het onderzoek nog aanhangig is, kan op dit moment niet worden gesteld dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Algerije in het geval van eiser ontbreekt. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
5. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [3]

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de maatregel van bewaring in stand blijft. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.M. Hampsink.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht maakt dat mogelijk.
2.In aanloop naar de zitting, op de zitting en in de op 28 maart 2024 overgelegde brief aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 maart 2024.
3.Vergelijk de uitspraak van de ABRvS van 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.