AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Beoordeling van het voortduren van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht; ongegrond beroep tegen de minister van Asiel en Migratie
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. De maatregel is opgelegd op 11 april 2024 en is sindsdien meerdere keren getoetst. De rechtbank concludeert dat het voortduren van de maatregel rechtmatig is. Eiser betoogt dat de maximale termijn voor inbewaringstelling is verstreken en dat de minister een verzwaarde belangenafweging had moeten maken, maar de rechtbank oordeelt dat de minister dit wel degelijk heeft gedaan. De rechtbank wijst erop dat eiser niet heeft meegewerkt aan zijn terugkeer en dat de minister niet verplicht was om de bewaring op te heffen. De rechtbank bevestigt dat de eerdere uitspraken over de bewaring in rechte vaststaan en dat de ambtshalve toetsing van de maatregel van bewaring correct is uitgevoerd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Voetnoten
1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
4.Dit is mogelijk op grond van artikel 96, eerste lid, van de Vw 2000, gelezen in samenhang met artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht.
5.Dat staat in artikel 96, derde lid, van de Vw 2000.
6.Eiser wijst in dit verband op HvJEU 30 november 2009, C-357/09, ECLI:EU:C:2009:741, (
7.Eiser wijst ter onderbouwing op artikel 9, eerste lid, van de Opvangrichtlijn.
8.Eiser wijst in dit verband op HvJEU 8 december 2022, C-704/20, ECLI:EU:C:2022:858 (
10.Vergelijk artikel 84, onder a, van de Vw 2000.
11.Zie Rb. Den Haag (zp Arnhem) 22 juli 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:12194, r.o. 5 en Rb. Den Haag (zp Arnhem) 3 april 2024, zaaknummer NL24.13013, r.o. 8 (niet gepubliceerd). 12.Eiser wijst ter onderbouwing van deze stelling op HvJEU 15 maart 2017, C-528/15, ECLI:EU:C:2017:213, r.o. 40 (
13.Zie de verslagen van de vertrekgesprekken van 11 juli 2024 en 16 mei 2024.
15.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.