3.2.In dat geval vereist de vergewisplicht dat de staatssecretaris de gerezen twijfel over de weerslag van de overdracht op de gezondheid van een vreemdeling deugdelijk gemotiveerd wegneemt. De staatssecretaris kan in beginsel met het uitvoeren van de door het BMA vastgestelde reisvereisten voorafgaand aan, tijdens of direct na de reis, de gerezen twijfel over een schending van artikel 3 van het EVRM als gevolg van de overdracht zelf wegnemen. Zie ook de uitspraken van de Afdeling van 15 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:92, onder 4.3 en 24 februari 2022, onder 10. (…)
8. De rechtbank overweegt allereerst dat het Hof in het arrest C.K. duidt dat om aan te nemen dat de enkele overdracht een artikel 4 Handvest-schending oplevert, er sprake moet zijn van een “een reëel en bewezen risico” op een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van de gezondheidstoestand. Uit de overige overwegingen uit dit arrest blijkt echter niet dat deze artikel 4 Handvest-beoordeling een andere risicotaxatie en een hogere “bewijslast” kent. De rechtbank neemt dan ook aan dat voor zover het Hof de term “
bewezenrisico” heeft gehanteerd, dit dezelfde bewijsdrempel inhoudt als “een reëel en
voorzienbaarrisico op een artikel 4 Handvest-schending, hoewel de letterlijke bewoordingen, naar het oordeel van de rechtbank, suggereren dat een bewezen risico een hogere bewijslast met zich zou brengen.
Voor zover de Afdeling in het beoordelingskader benoemt “dat wanneer een asielzoeker objectieve gegevens overlegt die de bijzondere ernst van zijn gezondheidstoestand en ook de aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen
aantonen, waartoe een overdracht zelf zou kunnen leiden, (…), overweegt de rechtbank dat het moeten “aantonen” van de (aanzienlijke en onomkeerbare) gevolgen van de overdracht niet een hogere bewijslast kan inhouden dan die het Hof in C.K. heeft geduid. Bij het beoordelen of de gevolgen van de enkele overdracht aan de overdracht in de weg staan omdat dit tot een schending van artikel 4 Handvest leidt, verricht de rechtbank dus dezelfde risicotaxatie met dezelfde bewijsdrempel als bij het beoordelen of systeemgebreken in de asielopvang of asielprocedure aan overdracht in de weg staan.
9. De Afdeling heeft voorts overwogen dat de vergewisplicht voor verweerder
onder meerintreedt wanneer het risico dat een asielzoeker suïcide zal plegen als gevolg van zijn of haar overdracht door een medisch deskundige als reëel of hoog is ingeschat. De rechtbank overweegt dat de Afdeling in deze uitspraak dus niet heeft overwogen dat de vergewisplicht
uitsluitendintreedt als een medisch deskundige het suïciderisico als reëel of hoog inschat. Dat zou overigens ook niet overeenkomstig het arrest C.K. zijn, maar een hogere bewijslast bij de vreemdeling neerleggen. Het Hof heeft in het arrest C.K. de toets of artikel 4 Handvest aan een overdracht in de weg staat uitgebreid door te duiden dat de enkele overdracht óók een 4 Handvest-risico met zich kan brengen en dat het aan de vreemdeling is om objectieve gegevens te overleggen. Het Hof geeft echter als voorbeeld dat de vreemdeling met medische attesten met betrekking tot zijn toestand, de bijzondere ernst van zijn gezondheidstoestand en de aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen daarvoor van een overdracht kan aantonen en dat het dan aan de lidstaat is om iedere ernstige twijfel over de weerslag van de overdracht op de gezondheidstoestand van de betrokkene weg te nemen.
10. De rechtbank overweegt dat het vereiste zoals dat lijkt te zijn neergelegd in de jurisprudentie, dat uit objectieve gegevens van een behandelaar de bijzondere ernst van de gezondheidstoestand en de aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen moeten blijken en dat de behandelaar het risico dat een asielzoeker suïcide zal plegen als gevolg van zijn of haar overdracht als reëel of hoog moet inschatten om voor verweerder een nadere vergewisplicht aan te nemen, berust op een te strikte interpretatie van het arrest C.K. Het Hof heeft bovendien ook nader gepreciseerd dat de autoriteiten van de betrokken lidstaat, de rechterlijke instanties daaronder begrepen, die gegevens niet buiten beschouwing laten maar juist moeten beoordelen wat het risico is dat dergelijke gevolgen zich voordoen wanneer zij beslissen over de overdracht van de betrokkene of – in het geval van een rechterlijke instantie – oordelen over de rechtmatigheid van een overdrachtsbesluit, aangezien de tenuitvoerlegging van dat besluit tot een onmenselijke of vernederende behandeling van de betrokkene zou kunnen leiden. De rechtbank overweegt daarom dat het standpunt van verweerder dat “
uit de door eiser overgelegde actuele medische informatie op geen enkele wijze valt af te leiden dat er sprake is van een situatie waaruit blijkt dat de overdracht aan Kroatië een zodanig ernstige invloed heeft op zijn mentale of fysieke toestand dat er sprake is van een reëel en onderbouwd risico op een aanzienlijke en onomkeerbare verslechtering van zijn gezondheidstoestand. In dat verband is bovendien van belang dat uit het patiëntendossier van eiser blijkt dat suïcidaliteit op dit moment niet speelt en eisers behandelaar evenmin heeft aangegeven dat er een reëel risico bestaat dat eiser suïcide zal plegen als gevolg van de overdracht.” blijkt geeft van een te beperkte beoordeling van het 4 Handvest-risico. Indien de vreemdeling aannemelijk maakt dat de enkele overdracht een reëel een voorzienbaar risico meebrengt op een schending van artikel 4 Handvest, zal de rechtbank de overdracht tenminste tijdelijk moeten verbieden. Het is aan de vreemdeling om -ook en naast zijn eigen verklaringen- objectieve informatie over te leggen waaruit de ernst van de bijzondere ernst van zijn medische problemen blijkt en om aannemelijk te maken dat de enkele overdracht aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen daarvoor zal hebben. In dat geval is het aan de autoriteiten om iedere ernstige twijfel over de weerslag van de overdracht op de gezondheidstoestand van de betrokkene weg te nemen.
11. Het Hof heeft in het arrest C.K. geduid dat daarbij niet mag worden volstaan met te kijken naar de gevolgen van het fysieke vervoer van de betrokkene van een lidstaat naar een andere lidstaat, maar rekening moet worden gehouden met alle aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen die uit de overdracht zouden voortvloeien. De rechtbank overweegt hierbij dat het Hof niet heeft overwogen dat alleen in ogenschouw moet worden genomen of het 4 Handvest-risico zich
gedurende de feitelijke overdrachtzal verwezenlijken. Een dergelijk risico, zou indien dit is ingegeven door een suïciderisico zoals mogelijk bij eiser aan de orde is, immers eenvoudig te voorkomen zijn door het bieden van fysieke begeleiding gedurende die overdracht. Het -kort gezegd- kunnen voorkomen dat tijdens de feitelijke overdracht een geslaagde suïcidepoging plaatsvindt, is evenwel niet voldoende om iedere ernstige twijfel over de weerslag van de overdracht op de gezondheidstoestand van de betrokkene weg te nemen. De wetenschap bij een vreemdeling met een bijzonder slechte gezondheidstoestand dat een overdracht zal plaatsvinden, kan immers ook tot een suïcide-dreiging voor of na de feitelijke overdracht leiden. De Afdeling heeft overwogen dat (…)
De staatssecretaris kanin beginselmet het uitvoeren van de door het BMA vastgestelde reisvereisten voorafgaand aan, tijdens of direct na de reis, de gerezen twijfel over een schending van artikel 3 van het EVRM als gevolg van de overdracht zelf wegnemen.(…) en niet dat dit altijd volstaat om de overdracht alsnog te mogen effectueren. Dat in de verantwoordelijke lidstaat medische zorg en begeleiding beschikbaar en toegankelijk is, is evenmin voldoende om iedere ernstige twijfel over de weerslag van de overdracht voor de gezondheid van de betrokkene weg te nemen.
12. De rechtbank overweegt dus dat het aan eiser is om (ook) objectieve gegevens over te leggen over de ernst van zijn medische problematiek en dat uit die gegevens ook moet blijken wat de gevolgen zijn voor zijn welbevinden als zijn beroep ongegrond zou worden verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank is het geen strikt vereiste dat
de behandelaarvan eiser uitdrukkelijk moet mededelen dat “indien eiser wordt overgedragen, dit aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen voor zijn toch al bijzonder ernstige medische situatie zal hebben omdat het risico dat eiser suïcide zal plegen als gevolg van zijn of haar overdracht reëel of hoog is”.
13. Indien een vreemdeling bovenbedoelde objectieve gegevens overlegt, dient verweerder iedere ernstige twijfel over de weerslag van de overdracht op de gezondheidstoestand van de betrokkene weg te nemen. Verweerder zal om dit te onderzoeken een advies van BMA opvragen. In Werkinstructie 2021/3 (BMA advies tijdens de Dublinprocedure n.a.v. arrest C.K) is uitgelegd welke procedure dan wordt gevolgd.
14. In Werkinstructie 2021/3 is onder meer het navolgende opgenomen:
(…)
4. BMA
Vraagstelling BMA bij beroep op arrest C.K. tijdens de Dublinprocedure
De vraag of de overdracht zelf zal leiden tot een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van de gezondheidssituatie van een vreemdeling of dat er een aanzienlijk risico daarop bestaat kan het BMA medisch gezien niet beantwoorden, omdat de inschatting van de volledige impact van de overdracht van de vreemdeling buiten de medische deskundigheid van het BMA valt. De medisch adviseur zal over de impact – ook ongevraagd – geen uitspraken doen omdat deze hoe dan ook speculatief van aard zullen zijn.
Het BMA kan wel beoordelen of de vreemdeling medisch gezien in staat is om te reizen en welke reisvoorwaarden daarbij eventueel aan de orde zijn.
(…)
Wanneer de vreemdeling suïcidale uitingen heeft gedaan of een suïcidepoging heeft
ondernomen.
De vreemdeling zal objectieve medische stukken van een behandelaar moeten overleggen, welke aantonen dat de behandelaar het risico dat een vreemdeling suïcide zal plegen als gevolg van de overdracht als reëel inschat, (…).
(…)
15. In de werkinstructie is verwezen naar Afdelingsuitspraken uit 2019 (27 juni 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2042), 17 oktober 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:3523) en 4 december 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:4109) om te motiveren dat met het uitvoeren van de door het BMA vastgestelde reisvoorwaarden de gerezen twijfel over een schending van artikel 3 van het EVRM vanwege de overdracht kunnen worden weggenomen en daarmee dus voldaan zou worden aan de verplichtingen die voortvloeien uit het arrest C.K. De Afdeling heeft in de uitspraak van 12 augustus 2019 ( ECLI:NL:RVS:2019:2737) onder meer het navolgende overwogen: (…)
1. In de enige grief is de rechtsvraag opgeworpen of het Bureau Medische Advisering met de beoordeling dat de vreemdeling in staat is om te reizen en het bepalen van de reisvoorwaarden die daarbij noodzakelijk zijn heeft voldaan aan de vereisten die voortvloeien uit het arrest van het Hof van Justitie van 16 februari 2017 in de zaak C.K. tegen Slovenië, ECLI:EU:C:2017:127. De Afdeling heeft deze rechtsvraag bij uitspraak van 27 juni 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2042, beantwoord. Uit de overwegingen 4 en 4.1. van die uitspraak, die hier ook van toepassing zijn, volgt dat de grief slaagt. (…)
De Afdeling heeft dit oordeel ook in de bovengenoemde uitspraak van 24 april 2023 gevolgd.
16. De rechtbank stelt vast dat BMA -zelf- aangeeft de vraag of de overdracht zal leiden tot een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van de gezondheidssituatie van een vreemdeling of dat er een aanzienlijk risico daarop bestaat, niet kan beantwoorden. BMA heeft toegelicht dat de inschatting van de volledige impact van de overdracht van de vreemdeling buiten de medische deskundigheid van het BMA valt. De rechtbank overweegt dat BMA dan ook niet iedere ernstige twijfel zal kunnen wegnemen van de gevolgen van de overdracht en verweerder daarom niet volledig kan voldoen aan het onderzoek dat het Unierecht vereist en zoals het Hof dat in het arrest C.K. heeft gepreciseerd indien uit objectieve gegevens blijkt dat de vreemdeling ernstige medische problemen heeft en de enkele overdracht mogelijk aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen zal hebben voor de gezondheid van de vreemdeling. De medisch adviseur van BMA zal over de impact van de overdracht geen uitspraken doen omdat deze hoe dan ook speculatief van aard zullen zijn. De vraag komt dan op waarom van de behandelaar van de vreemdeling wel wordt verwacht een inschatting te maken of het risico dat een asielzoeker suïcide zal plegen als gevolg van zijn of haar overdracht reëel of hoog is. Een inschatting maken van een suïciderisico is immers altijd speculatief van aard en een “bewezen risico op suïcide” kan dan ook niet worden vastgesteld. De rechtbank overweegt dat vanuit medisch oogpunt geen valide uitspraak kan worden gedaan over de kans dat iemand die zich suïcidaal heeft uitgelaten, zijn uitingen ten uitvoer zal brengen en daadwerkelijk actief het leven zal beëindigen.
De rechtbank overweegt dat de uitleg van het Unierecht door het Hof in het arrest C.K. in wezen neerkomt op het uiteenzetten van een juridisch beoordelingskader waaraan in wezen vanuit medisch oogpunt niet kan worden voldaan.
17. De rechtbank zal hierover geen prejudiciële vraag om nadere verduidelijking aan het Hof stellen, omdat een nadere verduidelijking van het juridisch kader deze medische onderzoeksmogelijkheden en vermogen om een valide uitspraak te doen niet zal kunnen veranderen. De rechtbank ziet in de constatering dat vanuit medisch oogpunt geen valide uitspraak kan worden gedaan over het suiciderisico, wel aanleiding om het juridisch toetsingskader dat het Hof in C.K uiteen heeft gezet niet strikt te interpreteren.
18. In de jurisprudentie lijkt het C.K.-beoordelingskader -kort gezegd- ingevuld te worden door te beoordelen of reisvoorwaarden kunnen voorkomen dat zich gedurende de feitelijke overdracht een situatie zal voordoen welke maakt dat de overdracht in strijd met artikel 4 Handvest moet worden geacht. Voor zover de door BMA aangedragen reisvoorwaarden de twijfel wegnemen dat gedurende de feitelijke overdracht de aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen voor de gezondheidssituatie zich voordoen, wordt onder verwijzing naar het interstatelijk vertrouwensbeginsel gemotiveerd dat de medische problematiek niet aan overdracht in de weg staat. Uit de Opvangrichtlijn volgt dat asielzoekers de nodige medische zorg ontvangen, die ten minste de spoedeisende behandelingen en de essentiële behandeling van ziekten en ernstige mentale stoornissen omvat. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 9 oktober 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:3992) overwogen dat op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel als uitgangspunt mag worden genomen dat die ontvangende lidstaat overeenkomstig de artikelen 17 tot en met 19 van de Opvangrichtlijn aan asielzoekers de nodige gezondheidszorg en medische bijstand zal verstrekken. Voor zover de vreemdeling voldoende objectieve informatie kan overleggen om de vergewisplicht van verweerder te activeren, kan verweerder op grond van de Afdelingsjurisprudentie de overdracht ter hand nemen met de, naar het oordeel van de rechtbank te beperkte, beoordeling of door het treffen van voorzieningen gedurende de feitelijke overdracht de vreemdeling niet suïcideert en niet is weerlegd dat de verantwoordelijk lidstaat medische voorzieningen die de Opvangrichtlijn voorschrijft biedt. 19. Uit de door eiser overlegde objectieve informatie blijkt dat eiser kampt met forse medische problematiek. Verweerder heeft dit ook erkend. De rechtbank overweegt dat uit de informatie van de verpleegkundige die eiser behandelt ook blijkt dat de klachten die eiser heeft, zijn gerelateerd aan traumatische ervaringen in zijn land van herkomst en tijdens zijn vlucht. Uit de informatie van de verpleegkundige blijkt dat de klachten toenemen en uit het patiëntendossier lijkt te moeten worden geconcludeerd dat de toename van sombere gevoelens en angstgevoelens verband houdt met een terugkeer naar Kroatië.
20. Voor zover verweerder heeft weergegeven dat uit het patiëntendossier van eiser blijkt dat suïcidaliteit op dit moment niet speelt, acht de rechtbank dit een conclusie die geen recht doet aan de inhoud en strekking van de overgelegde stukken.
Verweerder heeft gelijk als hij stelt dat de behandelaar niet heeft aangegeven dat “er een reëel risico bestaat dat eiser suïcide zal plegen als gevolg van de overdracht”.
De rechtbank overweegt echter dat een behandelaar, vanuit medisch oogpunt, ook nimmer een valide uitspraak kan doen die er op neerkomt of iemand wel of niet zal suïcideren.
Voor zover verweerder het uit C.K.-toetsingskader afleidt dat hij de ernstige twijfel over de gevolgen van een mogelijke overdracht pas hoeft weg te nemen als uit objectieve informatie blijkt dat er een reëel risico bestaat dat eiser suïcide zal plegen als gevolg van de overdracht, overweegt de rechtbank dat deze drempel om BMA in te schakelen te hoog is.
21. De rechtbank overweegt voorts, dat gelet op de specifieke omstandigheden van dit geval, aan het interstatelijk vertrouwensbeginsel geen gewicht toekomt bij het beoordelen of de enkele overdracht van eiser aan Kroatië zal resulteren in een schending van artikel 4 van het Handvest. Of eiser in Kroatië toegang zal hebben tot medische zorg en of die medische zorg adequaat zal zijn, is in dit geval niet relevant. Eiser heeft verklaard, en de door hem overlegde medische informatie en objectieve informatie van zijn behandelaar ondersteunen deze verklaring, dat de ervaringen die hij heeft opgedaan in de zeer korte tijd dat hij in Kroatië was, bij hem herinneringen activeren aan traumatische gebeurtenissen in Turkije en in zijn land van herkomst. Juist die herinneringen, zo leidt de rechtbank af uit de overgelegde stukken en uit de verklaringen die eiser ten overstaan van verweerder en tijdens de behandeling ter zitting heeft afgelegd, liggen ten grondslag aan de psychische gesteldheid van eiser. Uit de overgelegde informatie en met name het patiëntendossier blijkt van een toename van klachten indien de mogelijke overdracht aan Kroatië en/of de onzekerheid ten gevolge van de onderhavige procedure in beeld komt.
22. De rechtbank overweegt dat ondanks dat de behandelaar niet uitdrukkelijk benoemt dat een mogelijke overdracht de kans op suïcide vergroot, uit de overgelegde informatie voldoende indicaties blijken die deze conclusie wel rechtvaardigen. In het patiëntendossier is meermalen benoemd dat eiser kampt met ernstige slaapproblemen, gevoelens van angst, gevoelens van somberte en lusteloosheid. De rechtbank overweegt dat al deze klachten kunnen wijzen op het actueel worden van eerder geuite suïcidale gevoelens. Uit de verklaringen van eiser, mede zoals afgelegd ter zitting, blijkt dat ondanks de bejegening door de Kroatische autoriteiten, deze gevoelens en het psychische welbevinden niet zozeer verband houden met de situatie waarin eiser na overdracht zal komen te verkeren voor zover dit betrekking heeft op de asielprocedure, opvang, medische voorzieningen of materiële levensomstandigheden na mogelijke statusverlening. Voor zover BMA zou uitgaan van de door eiser overgelegde medische informatie en de door eiser afgelegde verklaringen en voor zover BMA zou kunnen zorgdragen voor passende reisvoorwaarden, kan BMA daarom niet iedere ernstige twijfel wegnemen over wat de gevolgen van de enkele overdracht voor eiser zullen zijn. De bezwaren van eiser om aan Kroatië te worden overgedragen houden niet zozeer verband met de situatie in Kroatië. Dit sluit echter niet uit dat de enkele overdracht aan Kroatië zal meebrengen dat dit de suïcidale gedachten van eiser triggert. De mededeling van verweerder dat, indien eiser hiervoor toestemming geeft, de Kroatische autoriteiten, ex artikel 32 van de Dublinverordening voorafgaand aan de overdracht zal informeren over de bijzondere behoeften van eiser en de overdracht zal opschorten als de Kroatische autoriteiten melden dat ze aan die behoeften niet kunnen voldoen, leidt niet tot een andere conclusie.
Zoals hiervoor overwogen gaat het in het geval van eiser niet om de vraag of de Kroatische autoriteiten passende zorg aan eiser kunnen bieden ná de overdracht. Beoordeeld moet worden wat de gevolgen voor de gezondheidstoestand van eiser zijn als hij, simpel gezegd, te horen krijgt dat het overdrachtsbesluit wordt geëffectueerd.
23. Gelet op de informatie die eiser heeft overgelegd en met name gelet op de verklaringen die eiser ter zitting heeft afgelegd en de wijze waarop hij dat heeft gedaan, acht de rechtbank het risico dat de sombere en angstige gevoelens die eiser thans heeft en de overige klachten die zijn vermeld in het patiëntendossier en waar eiser thans voor wordt behandeld zodanig groot dat de overdracht moet worden verboden. Verweerder ziet -kennelijk- geen aanleiding om een BMA-onderzoek op te starten omdat de verpleegkundige die eiser behandelt niet expliciet aangeeft dat “de enkele overdracht een reëel en bewezen risico op een 4 Handvest-schending oplevert”. De rechtbank acht in de onderhavige procedure een BMA-onderzoek ook niet geïndiceerd omdat uit de relevante Werkinstructie blijkt dat BMA niet in volle omvang kan beoordelen of de overdracht aan Kroatië zal leiden tot een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van de gezondheidssituatie van een vreemdeling of dat er een aanzienlijk risico daarop bestaat, omdat de inschatting van de volledige impact van de overdracht van de vreemdeling buiten de medische deskundigheid van het BMA valt. Bij de rechtmatigheidsbeoordeling van het overdrachtsbesluit van eiser gaat het nu juist om de inschatting van de volledige impact van de overdracht.
24. Juist in het geval van eiser, waar het interstatelijk vertrouwen ten aanzien van Kroatië niet in samenhang met de feitelijke reisvoorwaarden, iedere ernstige twijfel over deze volledige impact zal kunnen wegnemen, zal de rechtbank, om het beginsel van refoulement te gronde te eerbiedigen, de overdracht van eiser aan Kroatië verbieden. De rechtbank acht het eenvoudigweg onverantwoord om het overdrachtsbesluit te accorderen en verweerder de bevoegdheid te verlenen om eiser over te dragen gelet op zijn verklaringen over zijn traumatische ervaringen en de omstandigheid dat “Kroatië” een trigger voor herbeleving is.
25. De rechtbank overweegt hierbij dat suïcidale gedachten niet objectief meetbaar zijn en de ernst en diepte van die gedachten niet objectief kunnen worden vastgesteld. Hoe eiser zich voelt, welke psychische klachten hij ervaart en de inschatting van de daadwerkelijke gevolgen voor zijn mentale of fysieke toestand als het overdrachtsbesluit in rechte zou komen vast te staan, kan bij uitstek worden afgeleid uit de verklaringen die eiser hierover zelf heeft afgelegd. Zoals verweerder ook heeft erkend is genoegzaam gebleken dat er bij eiser sprake is van een (ernstige) medische problematiek. Ook blijkt uit de overgelegde medische informatie dat eiser zich eerder suïcidaal heeft geuit en dat de klachten toenemen. Eiser heeft verklaard wat de impact is van gedachten aan overdracht aan Kroatië. Eiser heeft ook verklaard wat de rol van de begeleiding en zorg van derden is om te kunnen functioneren in het dagelijks leven en op welke wijze en met welke frequentie hij feitelijke activiteiten onderneemt om zijn negatieve en sombere gedachten te dempen.
26. De rechtbank komt tot de conclusie dat op grond van de verklaringen van eiser en op grond van de door hem overlegde medische informatie ernstig moet worden getwijfeld dat de enkele overdracht aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen voor de bijzondere ernst van de gezondheidstoestand van eiser zal hebben. Verweerder acht het niet nodig om BMA om advies te vragen. Verweerder voldoet daarmee niet aan zijn vergewisplicht en heeft dus deze twijfel niet weggenomen. Dat betekent dat verweerder ook niet heeft onderzocht of de overdracht slechts tijdelijk niet kan worden geëffectueerd. De rechtbank zal verweerder thans niet opdragen om alsnog een BMA-advies uit te brengen. Uit Werkinstructie 2021/3, die specifiek betrekking heeft op de rol van BMA in Dublinprocedures, blijkt dat BMA de vraag of de overdracht zelf zal leiden tot een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van de gezondheidssituatie of dat er een aanzienlijk risico daarop bestaat, medisch gezien niet kan beantwoorden. Het is nu juist deze vraag die centraal staat in het juridische kader, zoals het Hof dat in het arrest C.K. heeft geduid, om te beoordelen of de overdracht moet worden verboden omdat er een reëel en voorzienbaar risico bestaat dat de enkele overdracht tot een artikel 4 Handvest-schending leidt. De rechtbank heeft verweerder na de tussenuitspraak en nadat eiser nadere informatie heeft overlegd, in de gelegenheid gesteld zijn besluit aanvullend te motiveren en aan te geven of hij zich nader wil vergewissen van de mogelijke gevolgen van de overdracht voor de gezondheidssituatie van eiser. Verweerder heeft hier ook reeds gebruik van gemaakt maar de rechtbank volgt verweerder niet in zijn standpunt. De rechtbank zal daarom volstaan met het vernietigen van het bestreden besluit.
27. De rechtbank verbiedt vanwege de medische situatie van eiser en de mogelijke gevolgen van de enkele overdracht, de overdracht aan Kroatië. Dit betekent dat de beroepsgrond dat ten aanzien van Kroatië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel zou kunnen worden uitgegaan, geen verdere bespreking behoeft. Of verweerder genoegzaam heeft gemotiveerd waarom hij geen gebruik maakt van zijn bevoegdheid om de asielaanvraag onverplicht te behandelen, is niet relevant. De rechtbank komt immers tot de conclusie dat verweerder de asielaanvraag van eiser verplicht inhoudelijk moet behandelen.
28. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het overdrachtsbesluit. De rechtbank bepaalt dat verweerder een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor een termijn van vier weken.
29. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door zijn gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend, is ter zitting verschenen en heeft na de tussenuitspraak nadere stukken ingediend op verzoek van de rechtbank. De vergoeding bedraagt daarom in totaal € 2.187,50 (2,5 x 875,-).
30. Beslist wordt als volgt.