ECLI:NL:RVS:2019:2737
Raad van State
- Hoger beroep
- J.J. van Eck
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet in behandeling nemen aanvraag verblijfsvergunning asiel
Op 12 augustus 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht. De zaak betreft een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, die door de staatssecretaris op 17 april 2019 niet in behandeling was genomen. De rechtbank had op 9 mei 2019 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, het besluit van de staatssecretaris vernietigd en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de overwegingen in de uitspraak.
De staatssecretaris heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. In het hoger beroep is de rechtsvraag aan de orde gesteld of het Bureau Medische Advisering heeft voldaan aan de vereisten die voortvloeien uit een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie. De Afdeling heeft deze rechtsvraag eerder beantwoord in een uitspraak van 27 juni 2019. De Afdeling oordeelt dat de grief van de staatssecretaris slaagt en dat het hoger beroep kennelijk gegrond is.
De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en de Afdeling verklaart het beroep van de vreemdeling bij de rechtbank ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. van Eck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.T. Annen, griffier, en is openbaar uitgesproken op 12 augustus 2019.