ECLI:NL:RVS:2018:4303
Raad van State
- Hoger beroep
- H. Troostwijk
- G. van der Wiel
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake de aanvraag van een verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 21 november 2018 een besluit van de staatssecretaris om een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling te nemen, vernietigde. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd dat de overdracht van de vreemdeling aan Duitsland niet zou leiden tot een onmenselijke of vernederende behandeling, gezien de psychische klachten van de vreemdeling. De staatssecretaris voerde in hoger beroep aan dat de rechtbank ten onrechte belang had gehecht aan een e-mail van een praktijkondersteuner, waarin werd gesproken over suïciderisico's. Hij stelde dat de medische stukken uit Duitsland geen suïciderisico aangaven en dat de e-mail van de praktijkondersteuner niet de ernst van de gezondheidstoestand van de vreemdeling aantoont. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de staatssecretaris terecht had betoogd dat de rechtbank niet had onderkend dat er geen objectieve gegevens waren die de bijzondere ernst van de gezondheidstoestand van de vreemdeling aantoonden. De Afdeling vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de staatssecretaris om bij overdrachtsbesluiten rekening te houden met objectieve medische gegevens over de gezondheidstoestand van asielzoekers.