ECLI:NL:RBDHA:2024:10971

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
NL24.6991
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over de overdracht van een asielzoeker aan Kroatië in het kader van Dublinprocedures met betrekking tot medische en psychische gevolgen

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag wordt de zaak van een asielzoeker beoordeeld die in beroep is gegaan tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank onderzoekt of de overdracht van de eiser aan Kroatië in strijd is met artikel 4 van het Handvest van de Grondrechten, dat bescherming biedt tegen onmenselijke of vernederende behandeling. De eiser, afkomstig uit Liberia, heeft verklaard dat hij in Turkije is gemarteld en dat zijn jongere broer daar is overleden. Hij heeft kort in Kroatië verbleven en stelt dat de ervaringen daar zijn trauma's activeren. De rechtbank oordeelt dat verder onderzoek naar de medische situatie van de eiser noodzakelijk is om te bepalen of de overdracht aan Kroatië kan plaatsvinden zonder dat dit in strijd is met zijn rechten onder het Handvest. De rechtbank verzoekt de eiser om aanvullende medische documenten te overleggen en houdt verdere beslissingen aan totdat deze informatie is ontvangen. De rechtbank benadrukt dat de beoordeling van de situatie in Kroatië en de individuele omstandigheden van de eiser cruciaal zijn voor de uiteindelijke beslissing over de overdracht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.6991 T

Tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], geboren op [geboortedatum] 1995 te Liberia,

(V-nummer: [v-nummer]), eiser,
(gemachtigde: mr. C.L.J.M. Wilhelmus),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder,
(gemachtigde: mr. R.J.M.F.P. Wouters).

Procesverloop

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 23 februari 2024 niet in behandeling genomen omdat hij Kroatië hiervoor verantwoordelijk acht.
1.1.
Eiser heeft op 23 februari 2024 beroep ingesteld.
1.2.
Eiser heeft daarnaast de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen (NL24.6992). Dat verzoek is toegewezen op 25 april 2024. [1] De voorzieningenrechter heeft bepaald dat eiser niet mag worden overgedragen aan Kroatië totdat is beslist op het beroep.
1.3.
Eiser heeft op 29 februari 2024 de gronden van beroep ingediend. Op 2 juli 2024 heeft eiser aanvullende stukken ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 8 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Voor zover de beoordeling het refoulementrisico behelst, doet de rechtbank dit -zo nodig- aanvullend ambtshalve.
3. Uit Eurodac is gebleken dat eiser op 25 januari 2022 in Griekenland en op 15 september 2023 in Kroatië een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Om die reden heeft Nederland op 28 november 2023 bij de autoriteiten van Kroatië een verzoek om terugname gedaan. De autoriteiten van Kroatië hebben dit verzoek op 12 december 2023 aanvaard zodat er een claimverzoek tot stand is gekomen. Verweerder wil eiser op grond van dit claimakkoord overdragen
4. Eiser voert aan dat ten aanzien van Kroatië niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, omdat sprake is van pushbacks. Van eiser kan niet worden verlangd dat hij zich daarover beklaagt bij de autoriteiten van Kroatië. Eiser voert verder aan dat het claimakkoord is gebaseerd op artikel 20, vijfde lid, van de Dublinverordening en daardoor staat niet vast dat eisers asielaanvraag door Kroatië in behandeling zal worden genomen. Eiser voert tot slot aan dat, gelet op de door hem aangevoerde individuele omstandigheden, verweerder op grond van artikel 17 van de Dublinverordening de behandeling van de asielaanvraag inhoudelijk in behandeling moet nemen. Eiser is eerder slachtoffer geworden van pushbacks en ervaart daardoor psychische problemen. Verweerder heeft hier onvoldoende rekening mee gehouden. Eiser is thans onder behandeling in verband met zijn psychische problemen.
5. De rechtbank zal een tussenuitspraak doen en motiveert dit als volgt.
6. De rechtbank overweegt dat de beoordeling in Dublinprocedures of een overdracht in strijd is met artikel 4 van het Handvest van de Grondrechten tweeledig is. Het eerste aspect van de refoulementsbeoordeling behelst een risicotaxatie die betrekking heeft op de situatie in de mogelijk verantwoordelijke lidstaat, in dit geval Kroatië. Uit de actuele Hofjurisprudentie blijkt dat de rechtmatigheidsbeoordeling van een overdrachtsbesluit bestaat uit het beoordelen van de situatie waarin een individuele Dublinclaimant na overdracht zal verkeren. Indien reëel en voorzienbaar is dat de Dublinclaimant na overdracht in een met artikel 4 van het Handvest-strijdige situatie terecht zal komen die het gevolg is van systeemfouten in de asielprocedure en/of opvang en die situatie de hoge zogenoemde “Jawo-drempel” haalt, is de overdracht aan die lidstaat absoluut verboden. Het Hof heeft in het arrest X van 29 februari 2024 (ECLI:EU:C:2024:195) verduidelijkt dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel het uitgangpunt is en het interstatelijk vertrouwen de risicotaxatie beheerst die moet worden verricht om te beoordelen of een overdracht kan plaatsvinden. Dit betekent dat verweerder er, ondanks dat uit objectieve informatie zou blijken dat een lidstaat reeds meerdere jaren systematisch de grondrechten van derdelanders schendt door zich schuldig te maken aan pushbacks aan de buitengrenzen en derdelanders die deze lidstaat niet rechtmatig inreizen onrechtmatig te detineren, niet reeds daarom hoeft aan te nemen dat de Dublinclaimant – ná overdracht aan die lidstaat in het kader van de Dublinverordening – opnieuw in eenzelfde situatie komt te verkeren. Onder omstandigheden kan verweerder wel gehouden zijn om uit eigen beweging na te gaan of uit openbare bronnen een reëel risico blijkt dat de Dublinclaimant na overdracht in een met artikel 4 Handvest-strijdige situatie terecht zal komen.
7. De rechtbank overweegt dat om te beoordelen of een overdracht in strijd is met artikel 4 Handvest, onder omstandigheden ook moet worden beoordeeld of de enkele overdracht op zichzelf vanwege de medische gevolgen voor de Dublinclaimant in de weg staat aan de effectuering van een overdrachtsbesluit. Het Hof heeft in het arrest C.K (arrest van 16 februari 2017, ECLI:EU:C:2017:127) het toetsingskader uiteen gezet om te beoordelen of de enkele overdracht aan een andere lidstaat resulteert in een schending van artikel 4 Handvest. De rechtbank is verplicht om zo nodig ambtshalve te waarborgen dat de artikel 4 van het Handvest ten volle wordt geëerbiedigd. De rechtbank acht het noodzakelijk om zich in dit kader nader te vergwissen van de medische en psychische conditie van eiser.
8. De rechtbank overweegt in dit kader dat eiser in het aanmeldgehoor heeft verklaard tijdens zijn vlucht naar Europa in Turkije te zijn gedetineerd en tijdens deze detentie te zijn gemarteld en daardoor nu -kort gezegd- ernstige fysieke klachten te hebben. Eiser heeft tijdens zijn eerste gehoor bij de Avim 10 littekens hiervan op beide bovenarmen, zijn borst, zijn rug en zijn knie getoond en deze zijn door de verbalisanten gefotografeerd. In het aanmeldgehoor dat op 2 november 2023 heeft plaatsgevonden, heeft eiser onder meer het navolgende verklaard:
(…)
Uit onderzoek in Eurodac is gebleken dat u op 22 januari 2023 op illegale wijze het Dublingrondgebied bent ingereisd via Griekenland en dat u op 25 januari 2023 een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend in Griekenland. Klopt dat?
Ja.
(…)
Hebt u opvang gehad in Griekenland?
Ja, ik woonde daar in een detentiecentrum. Bijna zes tot zeven maanden.
(…)
Uit onderzoek in Eurodac is gebleken dat u op 15 september 2023 een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend in Kroatië. Klopt dat?
Ja, ik wist niet dat ik in Kroatië was. Wij kwamen daar en de politie heeft ons aangehouden en naar het politiebureau gebracht. Daar moesten wij tekenen en vervolgens hebben ze ons met de auto naar de bushalte gebracht en moesten wij binnen 24 uur het land verlaten.
(…)
Hoelang heeft u in totaal in Kroatië verbleven?
De politie heeft ons weggebracht. Ik ben daar misschien vier of vijf uur gebleven. We moesten gelijk het land verlaten.
Hebben de autoriteiten van Kroatië u verteld dat u terug zou moeten keren naar uw land van herkomst?
Nee, ze hebben alleen gezegd dat we het land moesten verlaten. Ze hebben ons naar de bushalte gebracht en gezegd welke bus het land uit ging. We moesten zo snel mogelijk weg anders zouden ze ons aanhouden. Het maakte ze niet uit waar we naartoe gingen, zolang we maar weg zouden gaan.
(…)
De autoriteiten van Kroatië zullen derhalve worden verzocht om u terug te nemen.
(…)
Kunt u uw eventuele bezwaren toelichten?
Ja, de politie heeft mij daar opgepakt en daarna hebben ze mij gemarteld. Ze waren niet aardig, niet gastvrij. Ze waren niet aardig met was ze met mij hebben aangedaan, ze waren onaardig. Hier voel ik mij veilig. Met alles wat ik heb meegemaakt voel ik mij hier veilig. Jullie zijn gastvrij.
(…)
Heeft u al uw bezwaren kenbaar gemaakt tegen een mogelijke overdracht aan
Kroatië?
Ja, dit is mijn belangrijkste reden. Ik voel me daar niet veilig. Ik ben opzoek naar bescherming en daar werd ik niet beschermd. Dus ik weet niet of ze het zouden kunnen bieden. Ik zou mij niet veilig voelen, dat is een belangrijke reden. Toen ik daar ben geweest voelde ik hetzelfde gevoel als in mijn land en ik voelde mij niet veilig. Ik kreeg weer herinneringen uit mijn land. Het enige bezwaar is wat ik heb meegemaakt in Kroatië. Die gebeurtenis is mijn enige bezwaar.
(…)
9. In de zienswijze is naar voren gebracht dat eiser met anderen aan de grens is opgepakt en op grond moest gaan zitten. Er werd gezegd dat zij terug moesten keren en daarbij door de politie in de lucht werd geschoten. Na zich in de bossen te hebben schuilgehouden en de volgende dag weer de Kroatische grens te zijn overgestoken, is eiser in Kroatië aangehouden met anderen, waaronder kinderen, en zijn zij gezamenlijk opgesloten in een te kleine politiecel. Tevens is aangegeven dat eiser zeer angstig is dat hij moet terugkeren naar Kroatië en dat als hij daaraan denkt onrustig wordt en in paniek raakt.
Bij de zienswijze heeft eiser een op 2 februari 2024 gedateerde uitdraai van zijn patiëntendossier overgelegd. Uit deze uitdraai blijkt dat eiser suïcidale gedachten heeft en ten overstaan van de huisarts heeft verklaard dat zijn jongere broer en hij in Turkije in de gevangenis zijn gemarteld en deze broer in detentie is overleden aan de mishandelingen. Uit de uitdraai blijkt voorts dat eiser heeft verteld vele lichamelijke en psychische klachten te hebben, slecht slaapt, lusteloos is, zich terugtrekt in zijn kamer, zijn trauma’s niet alleen kan verwerken en ondersteuning nodig heeft. Uit de uitdraai blijkt ook dat eiser door onder meer het doen van vrijwilligerswerk en sportieve activiteiten sociale contacten opbouwt en het beter met hem gaat.
10. De rechtbank heeft eiser ter zitting gevraagd om te vertellen hoe het op dit moment met hem gaat en om nader uit te leggen waarom hij in Kroatië herinneringen kreeg aan zijn land van herkomst. Eiser heeft hierop ter zitting uitgebreid en gedetailleerd verklaard over de begeleiding die hij thans krijgt en de afleiding die hij zoekt om niet na te hoeven denken over zijn ervaringen in Kroatië en Turkije. Eiser heeft verklaard veel na te denken over de wreedheid van het handelen van de politie en de folteringen in Turkije. De ervaringen in Kroatië zoals de pushbacks, het horen van de schoten en het meenemen naar een politiecel, herinneren eiser, zo heeft hij verder verklaard, aan de dood van zijn broer door de politie in Turkije. In Nederland heeft eiser meerdere malen gedacht om zijn eigen leven te beëindigen. Eiser heeft verklaard dat Kroatië veel bij hem losmaakt.
11. De rechtbank overweegt dat uit de uitdraai van het patiëntendossier van 2 februari 2024 blijkt dat eiser kampt met fysieke en psychische problematiek die verband lijkt te houden met feiten en omstandigheden die deels niet in Kroatië hebben plaatsgevonden. Eiser heeft evenwel ter zitting uitgelegd waarom de ervaringen die hij in de zeer korte duur van zijn verblijf in Kroatië heeft opgedaan hem herinneren aan de detentie in Turkije en daarom traumatisch zijn geweest. Eiser heeft toegelicht dat de mogelijke terugkeer naar Kroatië deze herinneringen activeren. Eiser heeft op 2 juli 2024 een overzicht overgelegd van recente afspraken met de POH-GGZ. Uit deze producties blijkt dat eiser frequent gesprekken heeft bij wijze van behandeling. Eiser heeft voorts toegelicht dat hij vanuit het AZC Baexem waar hij verblijft, aanvullende begeleiding krijgt en hij gesteund wordt vanuit een netwerk onder meer vanuit een kerkelijke gemeenschap waarin hij als een voorganger functioneert. Eiser heeft ter zitting verklaard dit netwerk en ook de behandeling vanuit de GGZ noodzakelijk te achten.
12. In het uitvoerig gemotiveerde besluit is onder meer het navolgende overwogen:
(…)
Van een situatie als bedoeld in het arrest CK. is in dit geval niet gebleken. U hebt alleen medische aspecten aangevoerd, wat op zichzelf niet voldoende is om te spreken van een bijzondere omstandigheid, Uit uw overgelegde patiëntdossier blijkt niet dat u te kampen hebt met psychische en lichamelijke klachten vanwege uw gestelde ervaringen in Kroatië, In uw medisch patiëntdossier d.d, 2 februari 2024 is vermeld dat u last hebt van suïcidale gedachten en u elke dag aan zelfmoord denkt, Ook blijkt uit uw patiëntdossier dat u pijn hebt bij een erectie en een brandend gevoel hebt bij het plassen. Voorts blijkt hieruit dat het mentaal niet goed met u gaat en u niet goed slaapt, Daarbij hebt u bij de arts verklaard dat het overlijden van uw vader, oudere broer en jongere broer een groot trauma bij u heeft achterlaten. Uit uw patiëntdossier blijkt tevens dat u dit trauma niet kan verwerken en u zich lusteloos voelt. Ook wordt overwogen dat u zich de laatste tijd weer beter voelt, geen suïcidale gedachten meer hebt en positief in het leven staat. In dit kader wordt overwogen dat uw klachten niet gaan over uw ervaringen in Kroatië, Uit uw patiëntdossier valt namelijk af te leiden dat u deze lichamelijke en psychische klachten hebt opgelopen naar aanleiding van hetgeen u in uw land van herkomst en in Turkije hebt meegemaakt.
(…)
Ook blijkt uit uw overgelegde patiëntdossier niet dat een behandeling in Kroatië niet mogelijk zal zijn, Daarnaast hebt u ook geen documenten overgelegd van een arts, waaruit zou blijken dat u niet overgedragen kan worden of dat een overdracht van u, zal leiden tot ernstige onomkeerbare achteruitgang van uw medische situatie, Gelet op het vorenstaande wordt er geen reden gezien om verder onderzoek te verrichten naar uw medische situatie of om af te zien van uw overdracht aan Kroatië.
(…)
13. De rechtbank acht het, anders dan verweerder, wel noodzakelijk om verder onderzoek te verrichten naar de medische situatie van eiser. Gelet op de inhoud van de verklaringen die eiser ter zitting heeft afgelegd en gelet op de wijze waarop eiser over zijn eerdere ervaringen en zijn huidige welbevinden heeft verklaard, acht de rechtbank het noodzakelijk om zich hiervan nader te vergewissen om te kunnen beoordelen of artikel 4 van het Handvest (al dan niet tijdelijk) aan overdracht aan Kroatië in de weg staat.
14. De rechtbank doet een tussenuitspraak om eiser in de gelegenheid te stellen stukken te overleggen die zijn (mede ter zitting afgelegde) verklaringen over medische en andere hulp die hij thans krijgt te staven. De rechtbank verzoekt eiser een actuele uitdraai uit het patiëntendossier te overleggen. Tevens wil de rechtbank kunnen beschikken over een verklaring van de behandelaar waaruit blijkt of er een diagnose is gesteld, of eiser thans een behandeling ondergaat, zo ja welke behandeling dit is en of duidelijk is hoe lang deze mogelijke behandeling noodzakelijk is. Indien eiser begeleiding op het AZC krijgt of heeft gekregen in verband met zijn psychische gesteldheid of door andere derden al dan niet vrijwillig en/of incidenteel dergelijke ondersteuning wordt geboden, verzoekt de rechtbank hiervan een schriftelijke verklaring te doen opstellen door diegenen die deze extra begeleiding bieden.
Verweerder zal, afhankelijk van de stukken die eiser overlegt, in de gelegenheid worden gesteld om te beoordelen of aanleiding bestaat om alsnog BMA om een advies over de overdracht van eiser aan Kroatië te vragen.
15. Omdat de rechtbank een tussenuitspraak zal doen en zich eerst nader wil vergewissen van de mogelijke gevolgen van de overdracht voor de gezondheid van eiser, zal de rechtbank thans niet beoordelen of er ten aanzien van Kroatië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan en of dat ook in het geval van eiser zo is. Deze beoordeling van de situatie waarin eiser na een mogelijke overdracht zal geraken vereist en actuele beoordeling van het refoulementrisico. De rechtbank zal deze beoordeling, na partijen indien gewenst nogmaals te horen, verrichten als einduitspraak wordt gedaan. Indien de rechtbank in de volgende fase van deze procedure vaststelt dat artikel 4 Handvest niet in de weg staat aan de overdracht en de overdracht daarom niet wordt verboden, komt de vraag aan de orde of sprake is van bijzondere individuele omstandigheden en of verweerder op grond van die omstandigheden gebruik wil maken van zijn bevoegdheid om de asielaanvraag van eiser onverplicht te behandelen en hoe verweerder deze deelbeslissing motiveert. De rechtbank zal ook de beoordeling van de standpunten die partijen over deze deelvraag hebben aangedragen in een latere fase van de procedure beoordelen. Ook ten aanzien van dit aspect van de beoordeling zal de rechtbank partijen, indien gewenst, in de gelegenheid stellen hun standpunten nader te onderbouwen.
16. De rechtbank zal dus, zoals hiervoor overwogen, de overige geschilpunten thans niet beoordelen en iedere verdere beslissing aanhouden.

Beslissing

De rechtbank:
  • stelt eiser gedurende acht weken na plaatsing van deze tussenuitspraak in het dossier in de gelegenheid om de informatie zoals bedoeld in rechtsoverweging 14 en mogelijk andere relevante informatie te overleggen;
  • zal een termijn bepalen voor verweerder om te reageren;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van
mr. F.A.E. van de Venne, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 16 juli 2024.
Rechtsmiddel
Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.