Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[eisende partij sub 1] , zonder vaste woon-of verblijfplaats,
[de Stichting], te [plaats 1] ,
[de Holding], te [plaats 2] ,
[de B.V.], te [plaats 2] ,
1.De procedure
- de dagvaardingen van 4 januari 2019 respectievelijk 22 januari 2019, met producties 1 tot en met 31, en het herstelexploot van 15 februari 2019;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 27;
- het tussenvonnis van 24 juli 2019, waarin een comparitie is bevolen;
- akte houdende overlegging producties van de zijde van de Staat, met productie 28;
- het op 25 september 2019 door mr. Bijleveld ingediend B8 formulier van de zijde van [eisende partij sub 1 c.s.] , met (een ongenummerde) productie;
- het e-mailbericht van de rechtbank aan de advocaten van partijen van 27 september 2019;
- het proces-verbaal van comparitie van 1 oktober 2019 en de comparitieaantekeningen van de zijde van [eisende partij sub 1] , voor zover ter zitting voorgedragen;
- de akte overleggen producties van de zijde van [eisende partij sub 1 c.s.] , met producties 32 tot en met 35;
- de akte n.a.v. comparitie tevens akte uitlating producties van de zijde van de Staat, met productie 29.
2.De feiten
haar laars gelapt” en “
zijn de uitgekeerde middelen gereduceerd tot bijna nihil”. In haar brief heeft zij het hof tevens verzocht om haar in de gelegenheid te stellen haar “
beklag te doen over de manier waarop het OM sinds 17 april 2012 zich op beestachtige wijze heeft gedragen tegen over een burger van de Staat der Nederlanden”. Als bijlage bij de brief is gevoegd het document met de titel ‘Pleitaantekeningen/Eisen’. In dit document heeft [eisende partij sub 1] het hof verzocht om het openbaar ministerie te veroordelen om de beschikking van 19 mei 2015 alsnog volgens wet- en regelgeving uit te voeren en om “
alle geleden schade zoals het verlies van contracten zoals overeengekomen met partijen (zorgkantoren). In dit geval van 2012 tot en met 2015” te vergoeden.
ervoor te zorgen dat er wat schot in de zaak komt. Mogelijk dat door tussenkomst van u het hoger beroep voor de zomer van 2016 voorkomt en resulteert in een uitspraak ook voor de zomer van 2016”.
Betreft: Spoedeisend belang! Niet Afhandelen van zaak na vrijspraak 15-09-2017 conform norm Art. 89 en 591(a) Sv en daarnaast het onrechtmatig overheidshandelen en tevens Uitvoeren van klaagschrift afhandeling 552(a) ex artikel 94 eerder 19-05-2015
formulier dwangsom bij niet tijdig beslissen” ingediend bij het hof Den Haag.
gelet op de bijzondere omstandigheden zoals deze door de verzoekster naar voren zijn gebracht – met name de medische problemen die zij heeft ondervonden ten tijde van het voorarrest – (…)”. De door [eisende partij sub 1] verzochte vergoeding met betrekking tot het verlies van de woning is door het hof afgewezen, omdat deze schade niet het rechtstreeks gevolg is van de door [eisende partij sub 1] ondergane detentie en dus buiten het bereik van de vergoedingsregeling van artikel 89 Sv valt. Dit geldt naar het oordeel van het hof eveneens voor de door [eisende partij sub 1] genoemde schade wegens inkomstenderving. Op het verzoek tot schadevergoeding ex artikel 591a Sv is aan [eisende partij sub 1] als vergoeding van de door haar ten behoeve van de strafzaak gemaakte kosten voor rechtsbijstand een bedrag van € 7.351,41 toegekend. Het hof heeft [eisende partij sub 1] niet ontvankelijk verklaard in haar beklag op grond van art. 552a Sv, omdat is komen vast te staan dat het beslag reeds door de Landelijke Beslag Autoriteit was afgewikkeld en beëindigd.
3.Het geschil
Begaclaim-arrest”). [eisende partij sub 1] heeft betoogd dat in haar geval aanleiding is de schade te vergoeden, nu uit de motivering van zowel de rechtbank als het hof van de onschuld van [eisende partij sub 1] is gebleken (de zogenoemde b-grond uit het
Begaclaim-arrest). Hetzelfde geldt ook voor de aan [eisende partij sub 1] gelieerde rechtspersonen – de Stichting, [de B.V.] en [de Holding] – tegen wie de vervolging wel is ingezet maar die niet zijn gedagvaard. [eisende partij sub 1] is geen crimineel maar juist het slachtoffer van criminelen: [Thuiszorganisatie I] en [Thuiszorgorganisatie II] hebben haar in de val gelokt en misbruik van haar gemaakt. [eisende partij sub 1 c.s.] hebben als gevolg van de vervolging en de diverse ten laste van hen gelegde beslagen schade geleden.
4.De beoordeling
Van Maanen c.s./de Staat).
Van Hese/De Schelde, ECLI:NL:HR:2000:AA5635 en de daarin gegeven, niet limitatieve, gezichtspuntencatalogus). Van een dergelijk geval is naar het oordeel van de rechtbank in deze zaak geen sprake. Daartoe is het volgende redengevend.
Van Maanen c.s./de Staat, althans om de Hoge Raad een prejudiciële vraag te stellen over de geldigheid van dit arrest. Daartoe voeren [eisende partij sub 1 c.s.] aan dat dit arrest tot evident onbillijke uitkomsten kan leiden en in strijd is met het door artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) gewaarborgde recht op toegang tot de rechter. Van een verdachte kan redelijkerwijs niet worden verlangd om hangende zijn vervolging een vordering wegens onrechtmatige vervolging in te stellen bij de civiele rechter, omdat de kans van slagen nihil is. Immers, de civiele rechter zal de strafrechtelijke procedure niet willen doorkruisen. Om deze reden vangt de verjaringstermijn in het Wetsvoorstel Schadecompensatie Strafvorderlijk Overheidsoptreden ook pas aan na beëindiging van de strafzaak. Toepassing van het arrest
Van Maanen c.s./de Staatleidt er toe dat het [eisende partij sub 1 c.s.] onmogelijk wordt gemaakt om hun vordering te laten toetsen door de rechter, aldus steeds [eisende partij sub 1 c.s.]
heeftgesteld voor alle schade voortvloeiende uit het toepassen van dwangmiddelen jegens [eisende partij sub 1] . Uit deze namens [eisende partij sub 1] verrichte rechtshandeling volgt onomstotelijk dat zij toen bekend was met de schade en de daarvoor wegens foutief handelen aansprakelijke rechtspersoon, te weten de Staat. Strikt genomen behoeft de rechtbank, voor het vaststellen van de aanvang van de verjaringstermijn, dus niet aan te haken bij het in het arrest
Van Maanen c.s./de Staatgehanteerde uitgangspunt dat er
van moet worden uitgegaandat degene jegens wie de vervolging is ingezet van meet af aan kan beoordelen of de verdenking, waarop de vervolging gebaseerd is, terecht is en dus ook of de jegens hem gekoesterde verdenking terecht is. Gedurende de strafprocedure is [eisende partij sub 1] verder bijgestaan door (achtereenvolgens verschillende) advocaten. Het sturen van een enkel stuitingsbriefje gedurende de looptijd van de verjaringstermijn van vijf jaar zou voor stuiting hebben volstaan. Niet gebleken is dat [eisende partij sub 1] of de advocaten die haar achtereenvolgens in de strafzaak hebben bijgestaan daartoe om, aan de Staat toe te rekenen omstandigheden, niet in staat zijn geweest. Mede gelet op voormelde, eenvoudige, wijze waarop de verjaring kan worden gestuit kan ook niet worden aangenomen dat het recht van [eisende partij sub 1 c.s.] op toegang tot de civiele rechter is geschonden (zie Hof Den Haag 22 februari 2011, ECLI:NL:GHSGR:2011:BP8234, rov. 14). Tot slot kan het beroep op het genoemde wetsvoorstel [eisende partij sub 1 c.s.] niet baten, reeds omdat dit wetsvoorstel is ingetrokken. De rechtbank acht zich voldoende voorgelicht om te kunnen beslissen en ziet geen aanleiding voor het stellen van een prejudiciële vraag aan de Hoge Raad.