ECLI:NL:HR:2011:BQ7063
Hoge Raad
- Cassatie
- E.J. Numann
- F.B. Bakels
- C.A. Streefkerk
- W.D.H. Asser
- G. Snijders
- Rechtspraak.nl
Cassatie over verjaring en vervaltermijnen in het verbintenissenrecht met betrekking tot wanprestatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 oktober 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiseres], rechtsopvolger van [A] B.V., en TMF AIRMARINE B.V. De zaak betreft een vordering uit wanprestatie, waarbij de vraag centraal staat of de vordering van TMF op [eiseres] is verjaard of vervallen op basis van de Fenexvoorwaarden. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de vordering was verjaard, maar het hof heeft dit oordeel vernietigd en geoordeeld dat [eiseres] toerekenbaar tekortgeschoten is in haar verplichtingen jegens TMF. De Hoge Raad heeft de feiten en omstandigheden vastgesteld zoals die door het hof zijn vastgesteld en heeft de rechtsgeldigheid van de stuitingshandeling beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat de brief van 5 juli 2005, waarin TMF haar recht op nakoming van de vordering tot schadevergoeding voorbehoudt, als een rechtsgeldige stuitingshandeling kan worden beschouwd. De Hoge Raad verwerpt het beroep van [eiseres] en bevestigt de beslissing van het hof dat de vordering niet is verjaard. De Hoge Raad legt uit dat de verjaringstermijn begint te lopen op het moment dat de benadeelde bekend is met zowel de schade als de aansprakelijke persoon. In dit geval was TMF pas op 10 mei 2004 bekend met de schade, waardoor de verjaringstermijn pas op dat moment begon te lopen. De Hoge Raad concludeert dat de vordering van TMF tijdig is ingesteld en dat de exoneratieclausule uit de Fenexvoorwaarden niet van toepassing is, omdat het onaanvaardbaar zou zijn om [eiseres] van haar aansprakelijkheid te bevrijden. De Hoge Raad veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie.