ECLI:NL:HR:2010:BM7041
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- A. Hammerstein
- J.C. van Oven
- W.A.M. van Schendel
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Verjaring van schadevergoeding vordering wegens RSI-klachten tegen werkgever
In deze zaak gaat het om de verjaring van een vordering tot schadevergoeding die door de eiser, een werknemer, is ingesteld tegen zijn werkgever wegens RSI-klachten. De Hoge Raad heeft op 10 september 2010 uitspraak gedaan in cassatie, waarbij het arrest van het gerechtshof is bekrachtigd. De eiser, die sinds 1981 in dienst was bij de verweerster, ondervond vanaf 1992 klachten aan zijn nek, schouder, arm en pols, die hij in verband bracht met zijn werk. Ondanks verschillende behandelingen en aanpassingen op de werkplek, bleven de klachten aanhouden. De eiser heeft in 2005 de verweerster aansprakelijk gesteld voor de schade die hij lijdt als gevolg van deze klachten. De verweerster heeft zich verweerd met een beroep op verjaring, stellende dat de vordering al was verjaard voordat de aansprakelijkstelling plaatsvond. De kantonrechter verwierp dit verweer, maar het hof oordeelde dat de vordering inderdaad was verjaard. De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak bevestigd dat de verjaringstermijn begint te lopen op het moment dat de benadeelde bekend is met de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon. De Hoge Raad oordeelde dat de eiser al voor 26 oktober 2000 voldoende bekend was met de schade en de aansprakelijkheid van de werkgever, waardoor de vordering was verjaard. De Hoge Raad verwierp het beroep van de eiser en veroordeelde hem in de kosten van het geding in cassatie.